Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3
WERKTUIGEN VOOR DE ZENDING
Onze uitgeverijen zijn door God geroepen centra en door hen moet een werk gedaan worden van welks grootheid men nog geen begrip heeft. Er zijn methoden en richtlijnen die nog niet zijn gebruikt en waartoe God toch hun medewerking inroept. USG3 147.5
Wanneer de boodschap der waarheid voorwaarts gaat in nieuwe velden, is het Gods bedoeling dat daarmee steeds de stichting van nieuwe centra gepaard gaat. In de gehele wereld moet Zijn volk gedenktekens oprichten van Zijn Sabbat, het teken tussen Hem en hen dat Hij Degene is Die hen heiligt. Op verschillende punten in de zen- dingsgebieden moeten uitgeverijen worden gevestigd. Om karakter te verlenen aan het werk, om centra van krachtsontplooiing en invloed te zijn, om de aandacht van de mensen te trekken, om de talenten en bekwaamheden der gelovigen te ontwikkelen, om een band te zijn tussen nieuwe gemeenten, en de inspanning van de arbeiders te ondersteunen, door hen een betere verbinding met de gemeenten en een snellere verspreiding van de boodschap in de hand te werken — ziedaar tal van overwegingen die pleiten voor het openen van uitgeverijen in de zendingsgebieden. USG3 148.1
In dit werk is het het voorrecht, ja de plicht van onze gevestigde instellingen hun deel bij te dragen. Deze instellingen werden met zelfopoffering gegrondvest. Ze zijn gebouwd door de gaven van zelfverloochening van Gods volk en de onzelfzuchtige arbeid van Zijn dienstknechten. Het is Gods bedoeling dat zij dezelfde geest van zelfopoffering zullen openbaren en hetzelfde werk zullen doen door mee te werken aan het vestigen van deze centra in andere velden. USG3 148.2
Voor instellingen en voor personen geldt dezelfde wet: Zij moeten niet egoïstisch worden. Wanneer een instelling wordt gevestigd en aan kracht en invloed wint, dan moet zij niet aanhoudend streven om steeds grotere voordelen voor zichzelf te verkrijgen. Voor elke instelling, alsook voor een ieder persoonlijk, geldt de regel, dat wij ontvangen om uit te delen. God geeft opdat wij kunnen geven. Zodra een instelling een vaste plaats voor zichzelf verworven heeft, moet ze ernaar streven andere werktuigen van God die in groter nood verkeren, te helpen. USG3 148.3
Dit is in overeenstemming met de beginselen zowel van de wet als van het Evangelie — de beginselen die aan de dag traden in het leven van Christus. Het grootste bewijs van de oprechtheid van onze beleden aanhankelijkheid aan Gods wet en onze belijdenis van getrouwheid aan onze Verlosser, is onzelfzuchtige zelfverloochenende liefde voor onze medemensen. USG3 149.1
Het is de heerlijkheid van het Evangelie, dat dit gefundeerd is op het beginsel om in de gevallen mensheid het Goddelijke beeld te herstellen door een aanhoudende openbaring van weldoen. God zal dat beginsel, waar ook geopenbaard, bijzonder eren. USG3 149.2
Zij, die Christus’ voorbeeld van zelfverloochening ter wille van de waarheid volgen, maken op de wereld een grote indruk. Hun voorbeeld werkt overtuigend en aanstekelijk. De mensen zien, dat er onder Gods belijdend volk dat geloof is, dat door de liefde werkt en de ziel reinigt van zelfzucht. In het leven van hen die Gods geboden gehoorzamen, zien wereldlingen het overtuigende bewijs dat de wet van God een wet der liefde is tot God en de mens. USG3 149.3
Gods werk moet altijd een teken van Zijn goedertierenheid zijn, en wanneer datzelfde teken te zien is in de arbeid van onze instellingen, zal dat het vertrouwen van de mensen winnen en gelden inbrengen voor de vooruitgang van Zijn Koninkrijk. De Here zal Zijn zegen inhouden wanneer en waar ook in Zijn werk zelfzuchtige belangen worden gekoesterd; maar Hij zal Zijn volk door heel de wereld begunstigen, indien zij die zegen willen gebruiken voor de verheffing van de mensheid. De ervaring uit de dagen der apostelen zullen we opnieuw smaken wanneer we Gods beginsel der goedertierenheid van ganser harte aannemen en in alle dingen de leiding van de Heilige Geest zullen gehoorzamen. USG3 149.4