Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

145/289

ARBEID IN VERSPREIDE GEMEENSCHAPPEN

Het is niet Gods bedoeling dat Zijn volk zich zou op- éénhopen in grote groepen. De discipelen van Christus zijn Zijn vertegenwoordigers op aarde en het is Gods bedoeling dat zij zich zullen verspreiden over het ganse land, in de steden, groot en klein, en in de dorpen, als lichten te midden van de duisternis der wereld. Ze moeten zendelingen voor God zijn en door hun geloof en werken getuigen van de nabije wederkomst van de Heiland. USG3 255.2

De leke-leden van onze gemeenten kunnen een werk doen, waarmee zij, tot nu toe, nauwelijks zijn begonnen. Niemand moet gaan verhuizen naar een andere plaats enkel en alleen om werelds gewin; maar is er ergens een kans om in het levensonderhoud te voorzien, dan moeten een of twee gezinnen, goed gefundeerd in de waarheid, naar zo’n plaats gaan om daar ook zendingswerk te ver-richten. Ze moeten liefde voor zielen koesteren, zich gedrongen voelen voor hen te werken, en er een studie van maken hoe ze mensen tot de waarheid kunnen brengen. Ze kunnen onze geschriften verspreiden, in hun huis vergaderingen beleggen, met hun buren bekend worden en hen uitnodigen om deze vergaderingen te bezoeken. Zo kunnen zij hun licht laten schijnen in goede werken. USG3 255.3

De arbeiders moeten uitsluitend op God vertrouwen, wenende, biddende en werkende voor het heil van hun medemensen. Denkt er aan dat u meedoet in een wedloop met als doei een kroon der onsterfelijkheid. Terwijl zovelen meer gesteld zijn op de lof van mensen dan op de gunst van God, moet u in alle ootmoed werken. U moet leren uw geloof te oefenen, wanneer ge uw naasten opdraagt voor de troon der genade en God smeekt om hun harten te beroeren. Op deze manier kan vruchtbaar zendingswerk worden gedaan. Men kan in contact komen met sommigen die naar een predikant of een colporteur niet zouden willen luisteren. En zij, die op deze wijze in nieuwe plaatsen arbeiden, zullen de beste methoden leren om mensen te benaderen en kunnen de weg voor andere arbeiders bereiden. USG3 256.1

Wie op deze wijze dit werk doet, zal een kostelijke ervaring opdoen. De zielen van zijn naasten gaan hem ter harte. Hij heeft de hulp van Jezus nodig. Hoe zal hij er op letten om omzichtig te wandelen, opdat zijn gebeden niet gehinderd worden en geen gekoesterde zonde hem van God zal scheiden. Door anderen te helpen, verkrijgt zo’n arbeider voor zichzelf geestelijke kracht en verstand, en in deze nederige school bekwaamt hij zich om straks in een groter veld te gaan. USG3 256.2