Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

103/289

HOOFDSTUK 28—DE HEILIGHEID VAN GODS WERKTUIGEN

Er zijn velen die geen onderscheid zien tussen een gewone zakelijke onderneming zoals een werkplaats, een fabriek, een boerenbedrijf, en een instelling die speciaal geopend is om de belangen van Gods werk te bevorderen. Maar hetzelfde onderscheid bestaat dat in verleden tijden God maakte tussen het gewijde en het algemene, tussen het heilige en het onheilige. Van elke employé van onze instellingen verwacht Hij dat ze dit onderscheid zullen zien en erkennen. Zij, die in onze uitgeverijen een positie bekleden, moeten dat beschouwen als een bijzondere eer. Op hen rust een heilige verplichting. Zij zijn geroepen om Gods medearbeiders te zijn. Dat ze in een zo nauwe verbinding staan met de hemelse werktuigen moeten ze waarderen en ze moeten voelen dat ze bijzonder bevoorrecht zijn door aan de instelling des Heren hun bekwaamheid, hun diensten en hun nooit verslappende waakzaamheid te kunnen geven. Zij moeten bezield zijn van een doelbewustheid, een loffelijk stre- ven, een ijver om precies van de uitgeverij te maken wat God wil dat ze zal zijn — een licht in de wereld, een trouwe getuige van Hem, een gedenkteken van de Sabbat van het vierde gebod. USG3 182.1

“Hij heeft mijn mond gemaakt als een scherp zwaard; onder de schaduw Zijner hand heeft Hij mij bedekt; en Hij heeft mij tot een zuivere pijl gesteld; in Zijn pijlkoker heeft Hij mij verborgen. En Hij heeft tot mij gezegd: Gij zijt Mijn knecht, Israël door welke Ik verheerlijkt zal worden. ... Het is te gering dat gij Mij een knecht zoudt zijn om op te richten de stammen Jacobs en om weder te brengen de bezwaarden in Israël; Ik heb u ook gegeven tot een licht der heidenen om Mijn heil te zijn tof aan het einde der aarde.” Jesaja 49 : 2-6. Dit is het woord des Heren tot allen die op een of andere wijze verbonden zijn met Zijn door Hem gestichte instellingen. Zij zijn door God begunstigd, want zij zijn geplaatst in kanalen waarin het licht schijnt. Zij zijn geplaatst in Zijn speciale dienst en daar moeten zij niet licht over denken. In verhouding tof hun post van geheiligd verfrouwen moet ook hun gevoel van verantwoordelijkheid en toewijding zijn. Beuzelachtige gesprekken en dienovereenkomstige gedragingen mogen niet geduld worden. Een gevoel van heiligheid voor de plaats waar men is gesteld moet aan- gemoedigd en gekoesterd worden. USG3 182.2

Over dit, Zijn door Hem verordenend werktuig, waakt de Here met een voortdurende, oplettende zorg. De machine kan in beweging gebracht worden door mannen die bekwaam zijn in het beheer daarvan; maar hoe gemakkelijk kan een schroefje los raken, een onderdeel van de machine vast lopen, en hoe noodlottig zijn dan de gevolgen! Wie hebben gezorgd dat die ongevallen niet plaats vonden? De engelen Gods houden foezicht op het werk. Zouden de ogen van hen die de machine op gang houden, geopend kunnen worden, dan zouden ze de hemelse wachters zien. In elke ruimte van de uitgeverij, waar het werk wordt gedaan, is een getuige die terdege let op de geest waarin dit werk wordt verricht en die nota neemt van de trouw en onzelfzuchtigheid die daarin aan de dag worden gelegd. USG3 183.1