Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

100/289

HOOFDSTUK 27—DE GEMEENTE EN DE UITGEVERIJ

De leden van een gemeente in wier plaats een van onze uitgeverijen is gevestigd, hebben een verheven voorrecht door in hun midden een van Gods bijzondere werktuigen te hebben. Zij moeten dit voorrecht op prijs stellen en beseffen dat dit tevens een zeer heilige verantwoordelijkheid betekent. Hun invloed en voorbeeld zullen er zeer toe bijdragen om de instelling in de vervulling van haar taak te helpen of te hinderen. USG3 173.2

Wanneer we de laatste crisis naderen, is het van vitaal belang dat harmonie en eenheid bestaan onder de werktuigen des Heren. De wereld is vol stormi en oorlog en onenigheid. En toch zullen onder één hoofd — de pauselijke macht de mensen zich verenigen om God in de persoon van Zijn getuigen tegen fe staan. Deze eenheid is tot stand gekomen door de grote afvallige. Terwijl hij probeert zijn handlangers tot een eenheid samen te smeden om fe strijden tegen de waarheid, tracht hij onder de voorstanders daarvan verdeeldheid teweeg te brengen en hen te verstrooien. Hij zet aan tot jaloersheid, kwaad denken, kwaad spreken om tweedracht en verscheurdheid fe kweken. De leden van de gemeente van Christus hebben de macht hef doel van de vijand der zielen te dwarsbomen. Laat in zulk een tijd als deze niet gevonden worden dat ze onder elkaar of met deze of gene van Gods arbeiders onenigheid hebben. Laat er onder al die wereldse disharmonie één plaats zijn waar harmonie en eenheid bestaan, omdat de Bijbel tof de gids des levens wordt gemaakt. Laat het volk van God voelen dat er op hen een verantwoordelijkheid rust om Zijn werktuigen op fe bouwen. USG3 174.1

Broeders en zusters, hef zal de Here behagen zo u van ganser harte de uitgeverij met uw gebeden en uw middelen wilt ondersteunen. Bidt elke morgen en elke avond daf het Gods rijkste zegen mag ontvangen. Moedigt geen kritiek en klachten aan. Laaf geen geklaag of gemor van uw lippen komen; denkt er aan daf engelen deze woorden horen. Allen moeten gaan inzien dat deze instellingen door God zijn verordend. Die daaraan af-breuk doen alleen om hun eigen belangen te dienen, zullen eenmaal voor God daarvoor rekenschap moeten afleggen. Hef is Zijn wil dat alles wat met Zijn werk verbonden is, als heilig zal worden behandeld. USG3 174.2

God verlangt dat wij veel meer bidden en veel minder praten. De drempel des hemels baadt in het licht van Zijn heerlijkheid en Hij wil dit licht laten schijnen in het hart van een ieder die tof Hem in de rechte verhouding zat staan. USG3 174.3

Elke instelling zal met moeilijkheden te kampen hebben. Beproevingen worden toegestaan om de harten van Gods volk te toetsen. Wanneer tegenslag een van Gods werktuigen overkomt, zal gezien worden hoeveel waarachtig geloot we in God en in Zijn werk hebben. Laat op zo’n tijd niemand de zaken zien in het slechtste licht, en aan twijfel en ongeloof uitdrukking geven. Oefent geen kritiek uit op hen die de lasten der verantwoordelijkheid dragen. Laat de gesprekken in uw gezin niet vergiftigd worden door kritiek op de arbeiders des Heren. Ouders die deze kritische geest aankweken, brengen hun kinderen niet wat hen zal wijsmaken tot zaligheid. Hun woorden hebben de neiging hef geloof en het vertrouwen te ondermijnen, niet enkel van de kinderen, maar ook van de ouderen in jaren. USG3 175.1

Over het algemeen hebben allen maar weinig ontzag en eerbied voor heilige dingen. Satan zal zich ijverig scharen onder hen die kritiek uitoefenen om ongeloof, naijver, jaloer heid en oneerbiedigheid aan te wakkeren. Satan is altijd bezig mensen van zijn geest te doordringen, de liefde, die op heilige wijze tussen broeders moet gekóesterd worden, uit te blussen, het. vertrouwen te ondermijnen, jaloersheid, kwaadspreken en twistgesprekken aan te wakkeren. Laat niet gezien worden dat wij daarin zijn handlangers zijn. Een hart dat zich openstelt voor zijn ingevingen, kan heel wat zaad van ontevredenheid zaaien. Daardoor kan een werk gewrocht worden welks resultaten ten aanzien van de ondergang van zielen nooit volledig aan het licht zullen komen dan op de grote dag van het eindoordeel. USG3 175.2

Christus zegt: “Zo wie één van deze kleinen die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter dat een molensteen aan zijn hals gehangen en dat hij verzonken was in de diepte der zee. Wee der wereld vanwege de ergernissen! want hef is noodzakelijk dat de ergernissen komen, doch wee die mens door wie de ergernis komt l” Mattheüs 18:6, 7. Een grote verantwoordelijkheid wordt hier gelegd op de leden van de gemeente. Laten ze oppassen opdat ze, door onoplettendheid tegenover zielen die jong zijn in het geloof, of door hef zaaien van twijfel en ongeloof, nief schuldig bevonden worden aan de ondergang van een ziel. “Maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde, maar daf hef veelmeer genezen worde. Jaagt de vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand de Here zien zal; toeziende dat niemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, verwarring stichte, en daardoor velen ontrei- nigd worden.” Hebreeën 12:13—15. USG3 175.3