Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

86/289

VOOR DE ARBEIDERS PERSOONLIJKE ERVARING NODIG

De redacteuren van onze tijdschriften, de onderwijzers op onze scholen, de voorzitters van onze conferenties, allen moeten drinken uit de zuivere stromen van de rivier van het water des levens. Allen moeten een beter begrip hebben van de woorden die onze Here sprak tot de Samaritaanse vrouw: “Indien gij de gave Gods kendet, en wie Hij is Die tot u zegt: Geef Mij te drinken —, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zou u levend water gegeven hebben.... Zo wie gedronken zal hebben van het water dan Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water springende tot in het eeuwige leven.” Johannes 4 :10—14. USG3 155.2

Het werk des Heren moet een duidelijk verschil aan- tonen met de gewone zakelijkheden des levens. Hij zegt: “Ik zal Mijn.hand tegen u keren, en Ik zal uw schuim op het allerreinste afzuiveren, en Ik zal al uw tin wegnemen. En Ik zal aan u uw rechters wedergeven als in het eerst, en uw raadslieden als in het begin; daarna zult gij een stad der gerechtigheid, een getrouwe stad genoemd worden. Sion zâl door recht verlost worden, en zijn wederkerenden door gerechtigheid.” Jesaja 1 : 25—27. Deze woorden hebben een diepe betekenis. Zij houden een les in voor allen die achter de redactietafel ziften. USG3 155.3

De woorden van Mozes hebben eveneens een diepe grond: “De zonen van Aaron, Nadab en Abihu, namen ieder zijn wierookvat en deden vuur daarin en legden reukwerk daarop en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des Heren, hetwelk Hij hun niet geboden had. Toen ging een vuur uit van het aangezicht des Heren en verteerde ze; en zij stierven voor het aangezicht des Heren. En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het wat de Here gesproken heeft, zeggende: In degenen die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden.” Leviticus 10 : 1—3. Dit houdt een les in voor allen die te maken hebben met de uitgaven van onze boekenhuizen. Het heilige mag niet vermengd worden met het gewone. De tijdschriften die een zó wijde verspreiding hebben, moeten meer kostbare lessen bevatten dan voorkomen in de doorsneebladen. “Wat heeft het stro met het koren te doen?” Jeremia 23 :28. Wij wensen zuivere tarwe die terdege gezift is. USG3 155.4

“Alzó heeft de Here tot mij gezegd met een sterke hand, en Hij onderwees mij om niet te wandelen op de weg van dit volk, zeggende: Gijlieden zult niet zeggen: Een samenzwering, van alles waar dit volk van zegt: Het is een samenzwering — en vreest gijlieden hun vreze niet en verschrikt niet. De Here der heirscharen, Die zult gijlieden heiligen; en Hij zij uw vreze, en Hij zij uw ver-schrikking. ... Bind de getuigenis toe, verzegel de wet onder Mijn leerlingen.. Tot de wet en tot de getuigenis! Zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn dat ze geen dageraad zullen hebben.” Jesaja 8: 11—20. USG3 156.1

Ik vestig de aandacht van al onze arbeiders op het zesde hoofdstuk van Jesaja. Leest de ervaring van Gods profeet, toen hij “de Here zag, zittende op een hoge en verheven troon en Zijn zomen vervullende de tempel.. Toen zei ik: Wee mij! want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en woon in het midden van een volk daf onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de Here der heirscharen, gezien. Maar een van de serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn hand die hij met de tang van het altaar genomen had; en hij raakte mijn mond daarmede aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt; alzo is uw misdaad van u geweken en uw zonde is verzoend. Daarna hoorde ik de stem des Heren, welke zeide: Wie zal Ik zenden? en wie zal voor Ons henengaan? Toen zei ik: Zie, hier ben ik, zend mij henen.” Jesaja 6 : 1—8. USG3 156.2

Dit is de ervaring welke allen die op onze instellingen werken, moeten kennen. Er bestaat gevaar dat zij zullen falen in het onderhouden van een levende verbinding met God, in het geheiligd zijn door de waarheid. Juist daardoor zullen zij de zin van de kracht der waarheid verliezen, en ook het vermogen verliezen om hef heilige te kunnen onderscheiden van het gewone. USG3 157.1

Mijn broeders op verantwoordelijke posten, moge de Here niet alleen uw ogen zalven dat zij zien, maar moge Hij ook in uw harten de heilige olie uitstorten, welke vanuit de twee olijftakken vloeit door de gouden pijpen in de gouden kruik welke de lampen van hef heiligdom van olie voorziet. Moge Hij “u geven de geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis, namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten welke is de hoop van Zijn roeping.... en welke de uitnemende grootheid Zijner kracht is aan ons die geloven”. Efeziërs 1 :17—19. USG3 157.2

Brengt als trouwe dienstknechten voedsel ter rechter tijd aan het huishouden van God. Houdt de mensen de waarheid voor. Werkt als gebeurde dat voor de ogen van het gehele universum. Wij hebben geen tijd te verliezen — nog geen minuut. We staan voor belangrijke gebeurtenissen en wij moeten verborgen staan in de kloof van de rots, opdat we Jezus kunnen zien en aan-gedaan mogen worden door Zijn Heilige Ceest. USG3 157.3