Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3
HOOFDSTUK 23—GODS BEDOELING MET ONZE UITGEVERIJEN
“Gijlieden zijt Mijn getuigen,” zegt de Here, “om voor de gevangenen vrijheid uit te roepen, en voor de gebondenen opening van de gevangenis, om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren, en de dag der wraak van onze God.” USG3 141.1
Ons uitgeverswerk werd opgericht onder de leiding van God en onder Zijn bijzonder oppertoezicht. Het werd ontworpen om een omlijnd doel te vervullen. Zevende-Dags Adventisten zijn door God verkoren als een bijzonder volk, afgescheiden van de wereld. Door de grote Klover der waarheid heeft Hij hen uitgehouwen uit de steengroeve der wereld en in contact gebracht met Zichzelf. Hij heeft hen aangesteld tot Zijn vertegenwoordigers en hen geroepen tot Zijn gezanten in het laatste werk der verlossing. Zij hebben de opdracht, de grootste schatten der waarheid ooit aan sterfelijke wezens toevertrouwd, de plechtigste en vreselijkste waarschuwingen ooit door God aan de mens gezonden, aan de wereld te brengen; en in de vervulling van dit werk behoren onze uitgeverijen tot de doelmatigste middelen. USG3 141.2
Deze instellingen moeten staan als getuigen voor God, 1902, Vol. 7, blz. 138—149 als leraars der gerechtigheid voor de mensen. Van hieruit moet de waarheid schijnen als een brandende lamp. Als een sterk licht in een vuurtoren op een gevaarlijke kust, moeten ze aanhoudend lichtbundels uitzenden in de duisternis der wereld, om de mensen te waarschuwen voor de gevaren die hen met vernietiging bedreigen. USG3 141.3
De boeken en geschriften van deze uitgeverijen moeten een volk voorbereiden om God te ontmoeten. Door de gehele wereld moeten zij hetzelfde werk doen dat Johannes de Doper deed voor het Joodse volk. Door indrukwekkende waarschuwingsboodschappen schudde de profeet van God mensen wakker uit hun wereldse dromen. Door hem riep God het afgedwaalde Israël tot berouw. Door zijn uiteenzetting over de waarheid bracht hij algemeen voorkomend bedrog aan het licht. In tegenstelling met de valse theorieën van zijn tijd, kwam in zijn leer de waarheid naar voren als een eeuwige zekerheid. “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen,” luidde de boodschap van Johannes. Mattheüs 3 : 2. Door de publicaties van onze uitgeverijen moet de-zelfde boodschap gebracht worden aan de wereld van heden. USG3 142.1
De profetie die door de taak van Johannes in vervuiling ging, omlijnt ook ons werk: “Bereidt de weg des Heren, maakt Zijn paden recht.” vers 3. Zoals Johannes de weg bereidde voor de eerste komst, zo moeten wij de weg bereiden voor de wederkomst van de Heiland. Onze uitgeverijen moeten de eisen van Gods onder de voet gelopen wet verheerlijken. Terwijl ze als hervormers voor de wereld staan, moeten ze aantonen dat de wet van God het fundament van alle blijvende hervorming is. In heldere, duidelijke lijnen moeten ze de noodzaak van gehoorzaamheid aan al Zijn geboden laten zien. Gedrongen door de liefde van Christus, moeten ze met Hem samenwerken in de opbouw van de oude, verwoeste plaatsen, en in het oprichten der fundamenten van geslacht tot geslacht verwoest. Zij moeten staan als degenen die de bressen toemuren en de paden weder herstellen om te bewonen. Door hun getuigenis moet de Sabbat van het vierde gebod staan als een getuigenis, een voortdurende herinnering aan God, om de aandacht te trekken en tot onderzoek aan te zetten, waardoor de geest der mensen op hun Schepper gericht zal worden. USG3 142.2
Laat men nooit vergeten dat deze instellingen moeten samenwerken met de dienst der hemelse engelen. Zij behoren tot de middelen voorgesteld door de engel, vliegende “in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om fe verkondigen aan degenen die op de aarde wonen, en aan alle natie en geslacht en taal en volk, zeggende met een grote stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen.” Openbaring 14:6, 7. USG3 143.1
Van hen moeten de vreselijke aankondigingen uitgaan: “Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon die grote stad, omdat ze uit de wijn van de toorn harer hoererij alle vol- ken heeft gedrenkt.” Vers 8. USG3 143.2
Zij worden voorgesteld door de derde engel, die volgde, “zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt hef merkteken aan zijn voorhoofd of aan zijn hand, die zal ook drinken uit de wijn van de toorn Gods”. Verzen 9, 10. USG3 143.3