Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

147/289

HOOFDSTUK 48—ZULLEN WIJ TE LICHT BEVONDEN WORDEN?

Onze positie in de wereld is niet zoals die moet zijn. We zijn ver ten achter bij waar we hadden kunnen zijn indien ons Christelijk beleven in harmonie was geweest met het licht en de kansen, ons gegeven, en indien we vanaf het begin voortdurend voorwaarts en opwaarts waren gegaan. Ons pad zou steeds lichter geworden zijn, wanneer we in het ons gegeven licht gewandeld hadden en gestreefd hadden naar een beter kennen van de Here. Maar velen van hen die een bijzonder licht hebben gehad, zijn de wereld zó gelijkvormig geworden, dat men ze nauwelijks van wereldse mensen kan onderscheiden. Zij komen niet naar voren als Gods bijzonder, uitverkoren, verkregen volk. Er valt moeilijk een onderscheid te zien tussen degene die God dient en degene die Hem niet dient. USG3 258.1

In de weegschalen van het heiligdom zal de Gemeente der Zevende-Dags Adventisten gewogen worden. Zij zal geoordeeld worden aan de hand van de voorrechten en voordelen die ze heeft gehad. Wanneer haar geestelijke ervaring niet in verhouding staat tot de voordelen die Christus haar tegen een oneindige prijs heeft geschonken, wanneer ze de toegekende zegeningen niet gebruikt heeft om het haar toevertrouwde werk te doen, dan zal het over haar uitgesproken vonnis luiden: “Te licht bevonden.” Aan de hand van het geschonken licht, de geschonken kansen, zal ze geoordeeld worden. USG3 258.2