Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

141/289

HOOFDSTUK 46—ÉÉN MET CHRISTUS IN GOD

De Here doet een beroep op mannen met een oprecht geloof en een gezond verstand, mannen die het onderscheid zien tussen het ware en het valse. Een ieder moet waakzaam zijn om de lessen uit het zeventiende hoofdstuk van Johannes te bestuderen en in praktijk te brengen, en een levend geloof in de waarheid van deze tijd te handhaven. Wij hebben die zelfbeheersing nodig die ons in staat stelt onze gewoonten in harmonie met het gebed van Christus te brengen. USG3 249.1

De aanwijzing, mij gegeven door Iemand van gezag, luidt dat wij moeten leren aan het gebed, vermeld in het zeventiende hoofdstuk van Johannes, te beantwoorden. Het bestuderen van dit gebed moeten wij voorop stellen. Elke evangeliedienaar, elke medische zendeling, moet zich de wetenschap van dit gebed eigen maken. Mijn broeders en zusters, ik vraag u op deze woorden acht te slaan en in uw studie een kalme, nederige, boetvaardige geest te leggen, alsook de gezonde energie van een verstand onder de leiding Gods. Wie de lessen vervat in dit gebed niet leren, lopen gevaar zich eenzijdig te ontwikkelen, wat door geen enkele verdere oefening ooit zal worden goedgemaakt. USG3 249.2

“Ik bid niet alleen voor dezen,” heeft Christus gezegd, “maar ook voor degenen die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt.” USG3 249.3

“En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn gelijk als Wij één zijn. Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in één, en opdat de wereld erkenne dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt gelijk Gij Mij liefgehad hebt.” USG3 249.4

1904, Vol. 8, blz. 239—243

“Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar lk heb U gekend, en dezen hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun Uw Naam bekend gemaakt en zal hem bekendmaken, opdat de liefde waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen.” Johannes 17 : 20—26. USG3 250.1

Het is Gods bedoeling dat Zijn kinderen zullen samengaan in eenheid. Hebben zij niet het vooruitzicht samen te zullen leven in dezelfde hemel? Is Christus verdeeld tegen Zichzelf? Zal Hij Zijn volk succes verschaffen alvorens zij het kwaad van boze vermoedens en twist ‘opruimen, alvoren de arbeiders, met één doel voor ogen, aan het werk, zo heilig in Gods oog, hart en ziel en kracht wijden? Eenheid brengt kracht; verdeeldheid verzwakt. Wij zullen inderdaad “Gods medearbeiders” zijn, wanneer we met elkaar verbonden zijn en eensgezind samenwerken voor het heil der mensen. Wie niet in harmonie willen samenwerken, onteren God ten zeerste. De vijand van zielen verheugt zich wanneer hij ziet dat ze elkaar tegenwerken. Deze mensen moeten broederlijke liefde en zachtmoedigheid aankweken. Als ze het gordijn waarachter de toekomst verscholen ligt, konden openschuiven en de resultaten van hun tweedracht zien, dan zouden ze daardoor zeker tot berouw geleid worden. USG3 250.2