Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

128/289

HOOFDSTUK 39—EEN VISIOEN VAN DE STRIJD

In een visioen zag ik twee legers in een vreselijke strijd gewikkeld. Het ene leger werd geleid door banieren met de kentekenen der wereld; het andere werd geleid door de met bloed bevlekte banier van Vorst Immanuel. Vaandel na vaandel werd verlaten en door het stof gesleurd, toen de ene groep na de andere van het leger, des Heren zich bij de vijand voegde en de ene troep na de andere uit de gelederen van de vijand zich verenigde met het volk Gods dat de geboden houdt. Een engel, vliegende in het midden des hemels, plaatste de banier van Immanuel in vele handen, terwijl een machtige generaal met luide stem riep: “Sluit u aaneen. Laten zij die trouw zijn aan Gods geboden en het getuigenis van Christus, hun plaats innemen. Gaat uit het midden van hen en scheidt u af en raakt niet aan hetgeen onrein is en Ik zal ulieden aannemen en zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn. Laten allen die bereid zijn, komen tot de hulpe des Heren, om de Here te helpen tegen de machtige.” USG3 230.1

De strijd woedde voort. Nu eens was de overwinning aan de ene, dan aan de andere kant. Nu trokken de soldaten van hef kruis terug, “als wanneer een vaandeldrager versmelt”. Jesaja 10:18. Maar die ogenschijnlijke terugtocht geschiedde slechts om een veel voordeliger positie in te nemen. Vreugdekreten weerklonken. Een lofzang werd tot God opgezonden en engelenstemmen mengden zich in het lied toen soldaten van Christus Zijn banier plantten op de muren van de vesting die tof nu toe nog in handen van de vijand was. De overste Leidsman onzer zaligheid leidde nu de slag en zond versterking aan Zijn soldaten. Zijn kracht werd op machtige wijze ontplooid, waardoor ze werden aangemoedigd 1904, Vol. 8, blz. 41, 42 voorwaarts te dringen tot in de poorten. Hij leerde hen ontzagwekkende dingen ten aanzien der gerechtigheid, terwijl Hij hen stap voor stap voorwaarts leidde, overwinnende om te overwinnen. USG3 230.2

Eindelijk werd de overwinning behaald. Het leger dat de banier volgde met het opschrift “De geboden Gods en het geloof van Jezus”, had op schitterende wijze getriomfeerd. De soldaten van Christus waren vlak bij de poorten van de stad en vol blijdschap ontving de stad haar Koning. Het Koninkrijk van vrede en blijdschap en eeuwige gerechtigheid werd opgericht. USG3 231.1

Nu is het nog de strijdende gemeente. Nu staan wij tegenover een wereld die ligt in het middernachtelijk duister en die zich bijna geheel aan de afgodendienst heeft overgegeven. Maar de dag zal komen dat de strijd gestreden en de overwinning behaald is. De wil van God moet gedaan worden op aarde zoals die ook gedaan wordt in de hemel. Dan zullen de volken geen andere wet hebben dan de wet des hemels. Tezamen zullen ze een gelukkig, verbonden gezin vormen, bekleed met de klederen van lof en dankzegging — het kleed van de gerechtigheid van Christus. De hele natuur, in haar niet te overtreffen heerlijkheid, zal God voortdurend lof en eer toebrengen. De wereld zal zich baden in het licht des hemels. De jaren zullen verstrijken in blijdschap. Het licht van de maan zal zijn als het licht der zon, en het licht van de zon zal zevenmaal sterke zijn dan het nu is. Bij het aanschouwen van dit toneel zullen de morgensterren tezamen zingen en de zonen Gods zullen juichen van vreugde, terwijl God en Christus eensgezind verkondigen: “Daar zal geen zonde meer zijn en ook de dood zal niet meer zijn.” USG3 231.2

Ziedaar het toneel dat mij is voorgehouden. Maar de gemeente moet en zal strijden tegen zichtbare en onzichtbare vijanden. Satans handlangers in menselijke gedaante zijn hier op aarde. Mannen hebben zich verbonden om zich te stellen tegenover de Here der heerscharen. Deze verbonden zullen standhouden tot Christus Zijn plaats als Middelaar voor de troon der genade zal verlaten en de klederen der wrake zal aantrekken. Handlangers van Satan zijn in elke stad druk bezig om groepen te vormen van hen die zich verzetten tegen de wet van God. Die zich voordoen als heiligen en openlijke ongelovigen scharen zich onder deze groepen. Dit is geen tijd voor Gods volk om zwakkelingen te zijn, We kunnen ons niet veroorloven ook maar een moment niet op onze hoede te zijn. USG3 231.3