Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

119/289

BELOOFDE KRACHT

Terwijl Hij Zijn discipelen verdere aanwijzingen gaf, zei Christus: “Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geeses die over u komen zal, en gij zult Mijn getuigen zijn, zowel te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde.” “Maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.” Handelingen 1 : 8; Lucas 24 : 49. USG3 211.2

Gehoorzamend aan het woord van hun Meester, bleven de discipelen in Jeruzalem bijeen om te wachten op de vervulling van Gods belofte. Hier bleven zij tien dagen, dagen waarin zij hun hart aan een ernstig onderzoek onderwierpen. Alle geschillen ruimden zij uit de weg en ze sloten zich dichter aaneen in een Christelijke verbondenheid. USG3 211.3

Aan het einde van tien dagen vervulde de Here Zijn belofte door een wonderbaarlijke uitstorting van Zijn Geest. “Er geschiedde plotseling uit de hemel een geluid, gelijk als van een geweldig gedreven wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten. En door hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en begonnen fe spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.” “En er werden op die dag aan hen toegevoegd omtrent drieduizend zielen.” Handelingen 2 : 2-4, 41. USG3 211.4

“En zij uitgegaan zijnde, predikten overal; en de Here werkte mede en bevestigde het woord door tekenen die daarop volgden.” Marcus 16:20. Ondanks de heftige tegenstand die de discipelen ontmoetten, was in een korte tijd het Evangelie des Koninkrijks verkondigd in al de bewoonde delen der aarde. USG3 212.1

De opdracht, aan de discipelen gegeven, is ook aan ons gegeven. Heden zoals toen, moet een gekruisigde en verrezen Heiland worden voorgehouden aan hen die zonder God en zonder hoop in de wereld zijn. De Here vraagt om predikanten, leraars en evangelisten. Van deur tot deur moeten Zijn dienstknechten de boodschap des heils verkondigen. Aan alle natie en geslacht en faal en volk moet de blijde boodschap van vergiffenis door Christus worden gebracht. USG3 212.2

De boodschap moet niet gebracht worden op een kleurloze, levenloze manier, maar op een heldere, vastberaden, opwekkende toon. Honderden wachten op de boodschap om hun leven te redden. De wereld moet in de Christenen een bewijs van de kracht van het Christendom zien. Niet slechts in enkele plaatsen, maar in de gehele wereld zijn boodschappers der genade nodig. Uit elk land wordt de roepstem vernomen: “Kom over. . en help ons.” Rijk en arm, hoog en laag, roepen om licht. Mannen en vrouwen hongeren naar de waarheid zoals die is in Jezus. Wanneer zij het Evangelie horen, gepredikt met kracht uit de hoogte, zullen zij weten dat het feestmaal voor hen bereid is, en zij zullen ingaan op de uitnodiging: “Komt, want alle dingen zijn nu gereed.” Lucas 14:17. USG3 212.3

De woorden: “Gaat henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen” (Marcus 16:15), worden gesproken tot een iegelijk van Christus’ volgelingen. Allen die bevestigd zijn tot het leven van Christus, zijn bevestigd om voor de zaligheid van hun medemensen te werken. Dezelfde hunkering der ziel die Hij voelde voor het redden der verlorenen, moet in hen te zien zijn. Niet allen kunnen dezelfde plaats innemen, maar er is een plaats en een taak voor ieder. Allen op wie Gods zegeningen zijn neergekomen, moeten daarop reageren door daadwerkelijk dienen; elke gave moet gebruikt worden voor de voorbereiding van Zijn Koninkrijk. USG3 212.4