Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

326/329

ZEKERHEID DER WAARHEID

Zo zeker als God leeft, zo zeker hebben wij de waarheid; en Satan, met al zijn kunstgrepen en helse kracht, kan de waarheid Gods niet veranderen in een leugen. Terwijl de grote tegenstander al hef mogelijke zal proberen om het woord Gods van nul en gener waarde te maken, moet, als een brandende lamp, de waarheid voort gaan. USG1 613.3

De Here heeft ons uitverkoren en ons tot subjecten gesteld van Zijn wonderlijke genade. Zullen we ons laten verlokken door het gepraat van de afvalligen? Zullen we onze standplaats kiezen onder Satan en zijn heir? Zullen we ons scharen onder de overtreders van Gods wet? Laat veeleer dit ons gebed zijn: “Here, stel vijandschap tussen mij en de slang”. Wanneer we in geen vijandige verhouding staan tot zijn werken der duisternis, zullen zijn machtige scharen ons omringen en op elk moment is zijn angel gereed om in ons hart te steken. We moeten in hem een doodsvijand zien. We moeten hem tegenstaan in Christus’ naam. Ons werk gaat steeds vooruit. Wij moeten vechten om elke duim gronds. Laten allen die de naam van Christus aanroepen, zich bekleden met de wapenrusting der gerechtigheid. USG1 613.4

1881, Vol. 4, blz. 628—648