Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3
DE BRON VAN ONZE KRACHT
Nooit moeten we bouwen op wereldse erkenning en eer. Nooit moeten we, wat betreft de stichting van instellingen, proberen te wedijveren met wereldlijke instellingen ten aanzien van grootte of pracht. We zullen de overwinning behalen, niet door het oprichten van massieve gebouwen, in wedijver met onze vijanden, maar door het koesteren van een Christelijke geest — een geest van ootmoed en zachtmoedigheid. Veel beter is het kruis van Christus met teleurgestelde verwachtingen, en tot slot het eeuwige leven, dan met prinsen te leven en de hemel te verbeuren. USG3 123.3
De Heiland der Wereld werd geboren uit nederige ouders, in een boze wereld die onder de vloek der zonde lag. Hij groeide op in verborgenheid in Nazareth, een klein stadje in Galilea. Hij begon Zijn werk in armoede en zonder werelds aanzien. Zo leidde God het Evangelie in op een wijze zo geheel verschillend van de manier waarop velen in onze tijd het verstandig oordelen hetzelfde Evangelie te verkondigen. USG3 123.4
Heel aan het begin van deze Nieuwtestamentische Bedeling leerde Hij Zijn Gemeente niet te vertrouwen op wereldse grootheid en pracht, maar op de kracht van het geloot en de gehoorzaamheid. De gunst van God is van groter waarde dan goud en zilver. De kracht van Zijn Geest is van onschatbare waarde. USG3 123.5
Zo zegt de Here: “Gebouwen zullen alleen karakter verlenen aan Mijn werk wanneer degenen die ze oprichten Mijn aanwijzingen volgen wat betreft de vestiging der instellingen. Hadden zij, die in het verleden het werk hebben beheerd en geschraagd, zich laten beheersen door zuivere, onzelfzuchtige beginselen, dan zou nooit een groot deel van Mijn gelden zelfzuchtig gebruikt zijn voor een of twee plaatsen. Dan zouden in vele plaatsen instellingen zijn opgericht. Het zaad der waarheid, in veel meer velden uitgestrooid, zou ontkiemd zijn en vrucht gedragen hebben tot Mijn heerlijkheid. USG3 124.1
“Aan plaatsen die verwaarloosd zijn, moet nu aandacht worden geschonken. Mijn volk moet een omlijnd, snel werk doen. Zij, die zich met een zuiverheid van doelstelling met geheel hun lichaam, ziel en geest aan Mij wijden, zullen werken volgens Mijn richtlijn en in Mijn Naam. Een ieder zal zijn deel doen en zien op Mij, zijn Gids en Raadgever. USG3 124.2
“Ik zal de onwetenden’ onderrichten en met hemelse ogenzalf de ogen zalven van velen die nu in geestelijke duisternis verkeren. Ik zal werktuigen verwekken die Mijn wil zullen doen om een volk voor te bereiden dat in de tijd van het einde voor Mij zal staan. In vele plaatsen waar ziekenhuizen en scholen al hadden moeten staan, zal Ik Mijn instellingen vestigen en deze instellingen zullen scholingscentra worden om arbeiders op te leiden.” USG3 124.3