Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

49/289

HOOFDSTUK 11—HET WERK IN DE STEDEN

1902, Vol. 7, blz. 34—36 USG3 88.1

Oakland, Californië,

1 april 1874.

Ik droomde dat verscheidenen onzer broeders samen beraadslaagden over arbeidsplannen voor deze tijd. Zij dachten dat het ‘t beste was niet naar de grote steden te gaan, maar het werk te beginnen in kleine plaatsen, verwijderd van de steden; hier zouden zij minder tegenstand van de kant der kerken ontmoeten en grote onkosten vermijden. Zij redeneerden dat onze predikers, weinig in aantal, geen aparte tijd kon verleend worden om, degenen die in de steden de waarheid zouden aannemen, te onderrichten en geestelijk te verzorgen, waarbij nog kwam dat ze daar groter tegenstand zouden ontmoeten, en meer hulp nodig zouden hebben dan de gemeenten in kleine plaatsen op hef platteland. Zo zouden dus de vruchten van een serie lezingen in de stad grotendeels verloren gaan. USG3 88.2

Opnieuw werd er op gewezen dat, vanwege onze bescheiden middelen en de vele veranderingen door verhuizing, wat men bij een gemeente in een grote stad kon verwachten, hef heel moeilijk zou zijn een gemeente op te bouwen die een kracht voor het werk zou zijn. Mijn man drong er bij de broeders op aan, zonder verwijl plannen op een breder schaal te maken om in onze grote steden een krachtige actie te ontwikkelen, hetgeen beter overeenkwam met het karakter van onze boodschap. Een arbeider vertelde van zijn ervaring in de steden en beweerde dat het werk daar zo goed als mislukt was, maar hij getuigde van beter succes in de kleine plaatsen. USG3 88.3

Iemand vol waardigheid en autoriteit — Iemand Die op al onze bestuursvergaderingen aanwezig is — luisterde met intense belangstelling naar elk woord. Hij sprak met bedachtzaamheid en volmaakte zekerheid. “De gehele wereld”, zei Hij, “is Gods grote wijngaard. De steden en dorpen maken deel uit van die wijngaard. Die moeten bewerkt worden. Satan zal trachten zich daarin te mengen en de arbeiders te ontmoedigen, om te beletten dat de waarschuwende boodschap des lichts in de voorname, maar ook in de afgelegen plaatsen verkondigd wordt. Wanhopige pogingen zullen worden gedaan om de mensen at te keren van de waarheid naar de leugen. Engelen des hemels hebben opdracht gekregen met de door God aangestelde boodschappers op aarde samen te werken. Predikers moeten onwrikbaar en moedig geloot en hoop blijven koesteren, zoals Christus, hun levend Hoofd, heeft gedaan. Zij moeten met een nederig en boetvaardig hart voor God staan.” USG3 88.4