Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

257/289

HOOFDSTUK 70—EEN KOMENDE TIJD DER BEPROEVING

Een tijd van grote beproeving staat ons te wachten. Nu zijn we in de gelegenheid om al onze vermogens en gaven aan te wenden voor de vooruitgang van Gods werk. De krachten die God ons geschonken heeft, moeten gebruikt worden om op te bouwen en niet om af te breken. Wie in hun onwetendheid zijn misleid, moeten niet langer in die toestand blijven. De Here zegt tot Zijn boodschappers: Gaat tot hen en verklaart hen alles wat Ik u heb gezegd; hetzij zij willen horen, hetzij zij het afwijzen. USG3 405.1

De tijd staat voor de deur dat vervolging zal komen over allen die de waarheid brengen. Het vooruitzicht is niet erg prettig; maar laten we, niettegenstaande dat, onze pogingen niet opgeven om hen te redden die op het punt staan verloren te gaan en voor wier losprijs de Vorst des levens Zijn kostbaar leven gaf. Wanneer het ene middel faalt, probeert dan een ander. Onze actie moet niet onbezield en levenloos zijn. Laten we, zolang we het leven hebben, voor God werken. Gedurende al de eeuwen van de Gemeente hebben Gods aangestelde boodschappers blootgestaan aan smaad en vervolging ter wille van de waarheid. Maar waarheen Gods volk ook gedwongen zal worden te gaan, zelfs al zouden ze, evenals de geliefde discipel, verbannen worden naar eenzame eilanden, Christus zal weten waar ze zijn en Hij zal hen sterken en zegenen en hun vrede en blijdschap geven. USG3 405.2

1909, Vol. 9, blz. 227—231

Spoedig zal er een benauwdheid zijn over de hele wereld. Daarom moet een ieder er naar streven God te kennen. Wij hebben geen tijd te verliezen. In alle kracht en ijver moet de boodschap gebracht worden: “O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk.” Jesaja 55 : 1. “Alzo zegt de Here: Bewaart het recht en doet gerechtigheid, want Mijn heil is nabij om te komen en Mijn gerechtigheid om geopenbaard te worden. Welgelukzalig is de mens die zulks doet, en des mensen kind dat daaraan vasthoudt; die de Sabbat houdt, zodat hij die niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen.” Jesaja 56 : 1, 2. USG3 405.3

Gods liefde voor Zijn Gemeente is grenzeloos. Aan Zijn zorg voor Zijn erfdeel komt geen einde. Hij laat geen verdrukking over de Gemeente komen dan alleen die welke noodzakelijk is voor haar loutering, voor haar tegenwoordig en eeuwig welzijn. Hij zal Zijn Gemeente reinigen zoals Hij aan het begin en het einde van Zijn dienstwerk op aarde de tempel gereinigd heeft. Alles wat Hij over de Gemeente laat komen om haar te toetsen en te beproeven, vindt zijn ontstaan daarin dat Zijn volk een diepere godsvrucht en meer kracht zal verkrijgen om de triomfen van het kruis uit te dragen naar alle delen der wereld. Voor allen heeft Hij een werk te doen. Altijd moet er groei en vooruitgang zijn. Het werk moet zich uitbreiden van stad tot stad, van land tot land en van natie tot natie, steeds groeiende in de breedte en in de diepte, geworteld, gesterkt en gefundeerd. USG3 406.1