Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

138/289

HOOFDSTUK 45—LEIDERSCHAP

In de dagbladen van verschillende steden zijn artikelen verschenen waarin staat dat er een geschil is tussen Dr. Kellogg *en Mevrouw E. G. White, wie van hen de leider van het volk der Zevende-Dags Adventisten zal zijn. Wanneer ik deze artikelen lees, voel ik mij boven-mate bedroefd dat iemand mijn werk en dat van Dr. Kellogg zó kan misverstaan, dat zo’n verkeerde voorstelling van zaken wordt gepubliceerd. Over de kwestie van het leiderschap is tussen Dr. Kellogg en mij geen twist geweest. Nooit heeft iemand gehoord dat ik aanspraak maak op de positie van leidster van het kerkgenootschap. USG3 246.1

Ik heb een werk van grote verantwoordelijkheid te doen — namelijk de mij gegeven aanwijzingen door middel van woord en pen door te geven, niet enkel aan de Zevende-Dags Adventisten, maar ook aan de wereld. Ik heb tal van boeken het licht doen zien en sommigen zijn vertaald in verschillende talen. Dat is mijn werk — voor anderen de Schriften te openen zoals God die geopend heeft voor mij. USG3 246.2

God heeft geen enkele koninklijke macht gesteld in het kerkgenootschap der Zevende-Dags Adventisten om het gehele lichaam of een onderdeel van het werk te beheren. Het lag niet in Zijn bedoelingen dat de last van het leiderschap zou rusten op een paar mannen. De verantwoordelijkheden moeten verdeeld worden over een groot aantal mannen die daartoe de bekwaamheid bezitten. USG3 246.3

Elk lid van de gemeente heeft een stem om gemeente- beambten te kiezen. De gemeenten kiezen de beambten van de Conferenties. Afgevaardigden gekozen door de Conferenties, kiezen de beambten van de Unie, en afge-vaardigden gekozen door de Unies, kiezen de beambten van de Generale Conferentie. Door dit stelsel heeft elke Conferentie, elke instelling, elke gemeente, en ieder lid persoonlijk, hetzij rechtstreeks of door middel van afgevaardigden, een stem in de verkiezing van de mannen die de grootste verantwoordelijkheden in de Generale Conferentie dragen. USG3 247.1