Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

123/289

ZELFS TOT HET EINDE

Christus heeft gezegd dat de goddelijke invloed van de Geest tof aan het einde met Zijn volgelingen zou zijn. Maar de belofte is niet zo op prijs gesteld als wel moest; en daaróm wordt de vervulling daarvan niet gezien zoals dat wel kon. De belofte des Geestes is een aangelegenheid waarover maar weinig is nagedacht, en het resultaat goddelijke kracht die nodig is voor de groei en de bloei van de gemeente en die alle andere zegeningen achter zich aan zou meevoeren, ontbreekt, hoewel die kracht in overvloed wordt aangeboden. USG3 217.1

Juist de afwezigheid van de Geest maakt de evangelie- arbeid zo krachteloos. Men kan in het bezit zijn van ge-leerdheid, talent, welsprekendheid, elke aangeboren of verkregen gave; maar zonder de tegenwoordigheid van de Geest Gods, zal geen hart beroerd, geen zondaar voor Christus gewonnen worden. Zijn anderzijds deze talenten met Christus verbonden, zijn de gaven des Geestes hun bezit, dan zal de armste en onwetendste van Zijn discipelen een kracht bezitten die tot de harten zal spreken. God maakt hen tof kanalen, waardoor de grootste invloed in het heelal zal worden uitgeoefend. USG3 217.2

Waarom hongeren en dorsten wij niet naar de gave des Geestes, daar dit toch het middel is waardoor wij kracht moeten ontvangen? Waarom spreken wij daarover niet, bidden daarom niet en prediken wij niet aangaande dat onderwerp? De Here is meer bereid ons de Heilige Geest te geven dan ouders bereid zijn om hun kinderen goede gaven te geven. Elke arbeider moet God smeken om door de Geest gedoopt te worden. Groepen moeten bijeenkomen om te bidden om bijzondere hulp, om hemelse wijsheid, opdat ze weten hoe plannen gemaakt en verstandig uitgevoerd moeten worden. Vooral moet gebeden worden of God Zijn zendelingen met de Heilige Geest wil dopen. USG3 217.3

De aanwezigheid van de Geest bij Gods arbeiders zal aan de verkondiging van de waarheid een kracht verlenen, waartoe al de grootheid of de heerlijkheid van de wereld niet in staat zou zijn. De Geest verschaft de kracht die aan strijdende, worstelende zielen in elke moeilijkheid, hetzij door de onvriendelijkheid van familie de haat der wereld, of hef zich bewust zijn van hun persoonlijke onvolmaaktheden en gebreken, hulp verleent. USG3 218.1

IJver voor God dreef de discipelen om met een geweldige kracht van de waarheid te getuigen. Moest deze ijver niet onze harten doen ontvlammen om vastberaden de boodschap van de verlossende liefde, van Christus en Die gekruisigd, uit te dragen? Moet ook de Geest van God niet heden komen, in antwoord op ernstig, volhardend gebed om mannen met kracht te bezielen voor de arbeid? Waarom is de gemeente dan zo zwak en zo zonder bezieling? USG3 218.2

Het is het voorrecht van elke Christen, niet alleen om uit te zien naar de komst van onze Here Jezus Christus, maar ook om die te verhaasten. Hoe vlug zou de gehele wereld bezaaid zijn met het zaad van het Evangelie, wanneer allen die Zijn Naam belijden, vrucht zouden voortbrengen tot Zijn heerlijkheid. Dan zou de laatste oogst vlug rijp zijn en zou Christus komen om het kostelijke graan in te zamelen. USG3 218.3

Mijn broeders en zusters, bidt om de Heilige Geest. God staat garant voor elke belofte die Hij heeft gedaan. Met een Bijbel in de hand moet u zeggen: “Ik heb gedaan wat Gij hebt gezegd. Ik pleit op Uw belofte. Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.” Christus verklaart: “Alle dingen die gij biddende begeert, gelooft dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden.” “Zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde.” Mattheüs 7:7; Marcus 11 :24; Johannes 14:13. USG3 218.4

De regenboog rondom de troon is een verzekering dat God waarachtig is; dat in Hem geen verandering, noch schaduw van omkering is. Wij hebben tegen Hem gezondigd en verdienen Zijn goedgunstigheden niet; en toch heeft Hij onszelf in de mond gelegd die wonder- baarlijkste van alle beden: “Versmaad ons niet, om Uws Naams wil; werp de troon Uwer heerlijkheid niet neder; gedenk, vernietig niet Uw verbond met ons.” Jeremia 14:21. Hij heeft plechtig beloofd acht te slaan op ons roepen wanneer we tot Hem komen om onze onwaardigheid en zonde te belijden. De heerlijkheid van Zijn troon staat borg dat Hij Zijn Woord aan ons zal vervullen. USG3 219.1

Christus zendt Zijn boodschappers naar elk deel van Zijn gebied om Zijn wil aan Zijn dienstknechten te openbaren. Hij wandelt in hef midden van Zijn gemeenten. Het is Zijn wens om Zijn volgelingen te heiligen, te verheffen, te veredelen. De invloed van hen die in Hem geloven, zal in de wereld een reuk des levens ten leven zijn. Christus houdt de sterren in Zijn rechterhand en het is Zijn opzet Zijn licht door hen in de wereld te laten schijnen. Zo wil Hij Zijn volk voorbereiden op die nog verhevener dienst in de gemeente hierboven. Hij heeft ons een groot werk opgedragen. Laten we dat volbrengen in alle getrouwheid. Laten we in ons leven tonen waf goddelijke genade voor de mensheid kan doen. USG3 219.2

Wanneer de Heilige Geest het verstand van onze ge-meenteleden beheerst, zal geconstateerd worden dat waf betreft het spreken, het dienen, het geestelijke leven in de gemeente een veel hoger peil wordt bereikt dan nu wordt gezien. De gemeenteleden zullen verkwikt worden door het water des levens, en de arbeiders, werkende onder één Hoofd — en dat is Christus — zullen hun Meester in de geest, in het woord en in de daad openbaren, en zullen elkander bemoedigen steeds voorwaarts te gaan in het grote afsluitingswerk, waarmede wij bezig zijn. Er zal een gezonde groei zijn in eenheid en liefde, die voor de wereld zal getuigen dat God Zijn Zoon gezonden heeft om te sterven voor de verlossing van zondaars. De Goddelijke waarheid zal verheerlijkt worden; en wanneer ze schijnt als een brandende lamp, zullen we de waarheid steeds beter en steeds duidelijker verstaan. — 1904, vol. 8, blz. 211. USG3 219.3

Mij werd getoond dat wanneer Gods volk zich van zijn kant niet inspant, maar wacht of de verkoeling op hen komt om hun verkeerdheden weg te nemen en hun gebreken te herstellen; wanneer zij er op vertrouwen dat de verkoeling hen wel zal reinigen van de bezoedeling van het vlees en van de geest en hen wel zal klaarmaken om deel te nemen in de luide roep van de derde engel, zij te licht bevonden zullen worden. De verkoeling van Gods kracht komt alleen op diegenen die zich daarop hebben voorbereid door het werk te doen dat God hun heeft opgedragen, namelijk zichzelf te reinigen van alle bezoedeling van het vlees en van de geest, en tot volmaakte heiligheid in de vreze Gods te komen. — 1867, vol, 1, blz. 619. USG3 220.1

Deze werking van de Geest Gods ontheft ons niet van de noodzaak om onze vermogens en talenten te gebruiken, maar leert ons hoe elke kracht gebruikt moet worden ter ere Gods. De menselijke gaven, staande onder bijzondere leiding van de genade Gods, kunnen gebruikt worden voor het hoogste doel op aarde en zullen in het toekomstige, onsterfelijke leven nog verder geoefend worden. — 1879, vol, 4, blz. 372. USG3 220.2

Waarom is de geschiedenis van het werk der discipelen, toen zij werkten met een heilige ijver, bezield en gestaald door de Heilige Geest, bewaard gebleven, indien niet Gods volk van heden door dit verslag bezield moest worden om met alle ijver voor Hem te werken? Wat de Here voor Zijn volk deed in die tijd, is even nodig, ja zelfs meer nodig voor Zijn volk van heden. Al wat de apostelen deden, moet elk gemeentelid heden ten dage doen. En naarmate de toeneming der boosheid een krachtige oproep tot berouw eist, moeten wij werken met meer ijver en de kracht van de Heilige Geest bezitten in een veel groter mate. — 1902, vol. 7, blz. 33. USG3 220.3