Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

25/329

HOOFDSTUK 11—DE BEPROEVING GODS

God zal Zijn volk beproeven. Jezus heeft geduld met hen, en zal ze niet ineens uit Zijn mond spuwen. De engel zei: “God weegt Zijn volk.” Wanneer de boodschap zo kort van duur geweest was, zoals velen van ons dachten, zouden ze geen tijd gehad hebben om hun karakter te ontwikkelen. Velen traden toe uit gevoel, niet uit beginsel of geloof, en deze plechtige, vreselijke boodschap beroerde hen. Zij werkte op hun gevoel, en wekte hun vrees op, maar deed het werk niet, zoals dat Gods bedoeling was. God leest wat in het hart is. Om te voorkomen dat Zijn volk misleid zou worden ten opzichte van zichzelve, schenkt Hij hun de tijd om die opwellende gevoelens te laten afsterven en dan beproefde Hij ze om te zien of zij de raadgeving van de waar-achtige Getuige willen gehoorzamen. USG1 64.1

God leidt Zijn volk stap voor stap. Hij brengt ze op verschillende punten, die er op berekend zijn om aan het licht te brengen wat er in hun hart is. Sommigen volharden op één punt maar vallen bij het volgende. Op elk verder gelegen punt wordt het hart getoetst en een weinig zwaarder beproefd. Wanneer het belijdende volk Gods ervaart, dat hun harten dit recht op zijn doel afgaande werk tegenstaan, moet dit hen overtuigen dat zij iets moeten doen om dat te overwinnen, willen ze niet uitgespuwd worden uit de mond des Heren. USG1 64.2

In dat verband zei de engel: “God zal dat beproevingswerk steeds nauwer en nauwer doorvoeren en een iegelijk van Zijn volk toetsen.” Sommigen zijn bereid op één punt in te willigen; maar God brengt hen bij een volgend punt, en dat schrikt hen af en zij trekken zich terug, omdat ze vinden dat dit lijnrecht ingaat tegen een of andere gekoesterde zonde. Hier komen ze nu in de gelegenheid om te zien wat er in hun hart is dat Jezus uitbant. Zij waarderen iets hoger dan de waarheid, en 1859, Vol. 1, blz. 186-190
(De Gemeente van Laodicea)
hun harten zijn niet bereid om Jezus te ontvangen. Zij worden persoonlijk op de lange duur getoetst en beproefd om te constateren of ze hun afgoden willen wegdoen, en de raadgeving van de waarachtige Getuige willen opvolgen. Indien er zijn, die zich niet willen laten reinigen door gehoorzaamheid aan de waarheid, en door hun zelfzucht, hun hovaardij, en boze driften te overwinnen, dan hebben de engelen Gods de opdracht: “Zij worden aan hun afgoden overgelaten, laat ze maar los,” en dezen gaan door met hun werk en laten dezulken met hun niet onderworpen boze karaktertrekken over in de handen van de boze engelen. Zij, die zich bij elk punt ontvankelijk tonen, en overwinnen, wat dit ook moge kosten, hebben de raadgeving van de waarachtige Ge-tuige opgevolgd, en zij zullen de spade regen ontvangen en zo klaargemaakt worden voor hun opneming in de hemel...
USG1 64.3

O, dat iedere lauwe belijder zich dat reinigingswerk kon realiseren, dat God onder Zijn belijdend volk weldra wil gaan doen! Beste vrienden, misleidt uzelven niet aangaande uw toestand. Gij kunt God niet bedriegen. De waarachtige Getuige zegt immers: “Ik weet uw werken.” De derde engel is bezig een volk stap voor stap hoger en hoger te leiden. Bij elke schrede zullen ze getoetst worden. USG1 65.1

* * * * *