Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

172/329

HOOFDSTUK 66—LIEFDE EN PLICHT

De liefde heeft een tweelingzuster, en wel de plicht. Liefde en plicht gaan hand aan hand. Wanneer de liefde wordt uitgeoefend, terwijl de plicht wordt verwaarloosd, dan worden de kinderen koppig, eigenzinnig, onhandelbaar, zelfzuchtig, en ongehoorzaam. Wanneer enkel de harde plicht wordt toegepast zonder de liefde om te verzachten en te winnen, dan ontstaat een overeenkomstig resultaat. Liefde en plicht moeten onmerkbaar in elkaar overgaan opdat kinderen onder de juiste tucht geplaatst worden. USG1 333.1

In het verleden werden de priesters de volgende richtlijnen gegeven: “En zij zullen Mijn volk onderscheid leren tussen het heilige en onheilige en hun bekend maken het onderscheid tussen het onreine en reine. En over een twistzaak zullen zij staan om te richten; naar Mijn rechten zullen zij hen richten.” Ezechiël 44 : 23, 24. “Als Ik tot de goddeloze zeg: o goddeloze, gij zult de dood sterven en gij spreekt niet, om de goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar als gij de goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van die bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd.” Ezechiël 33 : 8, 9. USG1 333.2

1872, Vol. 3, blz. 195, 196

Hier wordt de plicht van Gods dienstknechten duidelijk gesteld. Zij kunnen zich niet ontheffen van de trouwe kwijting van hun plicht om de zonden en verkeerdheden in Gods volk te berispen, hoewel dat een onaangename taak kan zijn en niet geaccepteerd kan worden door degene, die zich misdragen heeft. Maar in de meeste gevallen zou degene, die vermaand wordt, de waarschu-wing aannemen en de vermaning ter harte nemen, ware hei niet dat anderen daarbij in de weg staan. Ze scharen zich aan de zijde van de beklaagde, roepen ach en wee over hem, en nemen zijn verdediging op zich. Ze zien niet in dat de Here een misnoegen heeft over de kwaaddoener, omdat het werk Gods benadeeld en Zijn naam ontheiligd is. USG1 334.1

Zielen hebben zich van de waarheid afgekeerd en schipbreuk geleden in hef geloof als gevolg van de verkeerde handelwijze van degene, die op zijn fouten gewezen wordt; maar de dienstknecht Gods, wiens onderscheidingsvermogen verduisterd en wiens oordeel onvast is door slechte invloeden, schaart zich aan de zijde van de kwaaddoener, wiens invloed zo verkeerd is geweest, maar ook aan de zijde van de berisper van boosheid en zonde, en zodoende zegt hij in feite tot de zondaar: “Maak je niet druk en trek het je niet aan; per slot van rekening sta je toch in je recht.” Dezen zeggen tot de zondaar: “Het zal u wel gaan.” USG1 334.2

God eist van Zijn dienstknechten dat ze in het licht wandelen en hun ogen niet sluiten voor het werken van Satan. Ze moeten klaar staan diegenen fe waarschuwen en te vermanen, die gevaar lopen aan zijn sluwheid ten offer te vallen. Satan werkt naar links en naar rechts om een goede stelling in te kunnen nemen. Hij rust niet. Hij is volhardend. Hij is waakzaam en actief om uit elke omstandigheid voordeel te behalen en dat aan te wenden in zijn strijd tegen de waarheid en de belangen van het Koninkrijk Gods. Het is een betreurenswaardig feit dat Gods dienstknechten lang niet zo op hun hoede zijn tegen de listen van Satan als wel moest. En in plaats van de duivel te weerstaan, dat hij van hen zou vlieden, zijn velen geneigd een compromis aan te gaan met de machten der duisternis. USG1 334.3