Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

153/329

HOOFDSTUK 55—DE HEILIGHEID VAN DE SABBAT

Wanneer de Sabbat begint, zullen we waakzaam zijn ten opzichte van onszelf, onze daden en onze woorden, opdat we God niet beroven door het voor ons eigen gebruik toeëigenen van de tijd, die uitsluitend de Here toebehoort. Wij, noch onze kinderen, moeten iets van het werk doen, dat bestemd is voor ons levensonderhoud, of dat gedaan had kunnen worden op één van de zes werkdagen. USG1 297.1

Vrijdag is de dag der voorbereiding. De tijd kan dan gewijd worden om de nodige voorbereiding voor de Sabbat te maken en daarover te denken en te spreken. Alles wat betreffende het spreken en doen door de Hemel beschouwd wordt als een schending van de heilige Sabbat, moet op Sabbat nagelaten worden. God eist niet alleen dat we op de Sabbat lichamelijke arbeid nalaten, maar dat de geest gericht wordt om zich te be-palen bij heilige onderwerpen. Het vierde gebod wordt inderdaad overtreden door het spreken over wereldse aangelegenheden of door het voeren van oppervlakkige, beuzelachtige gesprekken. Wanneer we over alles en nog wat praten wat ons maar in de gedachte komt, dan spreken we onze eigen woorden. Elke afwijking van hetgeen recht is, brengt ons onder slavernij en veroordeling. USG1 297.2

Broeder P., gij moet uzelf de plicht opleggen om de heiligheid van de Sabbat van het vierde gebod te onderscheiden, en uw best doen om de banier, die gij in uw gezin, en waar ook onder Gods volk, neergehaald hebt, opnieuw te verheffen. Gij moet de invloed, die gij in dit opzicht hebt uitgeoefend, te niet doen, door een verandering te brengen in uw spreken en doen. In het “Ge-denk de Sabbat, dat gij die heiligt,” zijt gij herhaaldelijk te kort geschoten; daar hebt gij niet aan gedacht, en hebt op Gods geheiligde dag uw eigen woorden gesproken. Gij zijt niet op uw hoede geweest, en hebt met onheilige mensen gesproken over de dingen van de dag, zoals winsten en verliezen, voorraden, gewassen, en maatregelen. Zo gaat er een verkeerde invloed van u uit. Gij moet daarin verandering brengén. USG1 298.1

Zij, die ten opzichte van de waarheid niet ten volle bekeerd zijn, laten hun gedachten gaan over wereldse dingen, en, hoewel zij van hun lichamelijke inspanning op de Sabbat uitrusten, vertelt hun tong wat in hun gedachten is; vandaar al die gesprekken over vee, gewassen, verliezen en winsten. Dat alles ressorteert onder het breken van de Sabbat. Wanneer het hart zich bepaalt bij wereldse aangelegenheden, maakt de tong dat openbaar; want uit de overvloed des harten spreekt de mond. USG1 298.2