Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 1

149/329

HOOFDSTUK 53—CHRISTELIJKE ONTSPANNING *

Ik dacht’ er zo aan, wat een verschil gezien zou worden tussen onze vergadering hier en vergaderingen, zoals die doorgaans gehouden worden door ongelovigen. Inplaats van gebed en het bepalen der gedachten bij Christus en godsdienstige onderwerpen, zou men daar dom gelach en onbenullige praat horen. Ze zijn daar bijeengekomen met het doel om nu eens een gezellige tijd door te maken, die zou beginnen met alle mogelijke dwaasheid en eindigen in ijdelheid. Deze vergaderingen, en ook ons persoonlijk, willen we zo leiden, dat we naar huis terug kunnen keren met een rein geweten dat we God en de mens niet beledigd hebben; in het bewustzijn dat we hen, met wie we omgingen, niet gewond noch gekrenkt hebben en dat we ook geen nadelige invloed op hen “hebben uitgeoetend. USG1 290.1

En juist op dit punt falen zo heel velen. Ze denken er niet aan dat ze verantwoordelijk zijn voor de invloed die ze dagelijks uitoefenen; dat ze eenmaal voor God verantwoording moeten doen voor de indruk, die ze maken, en de invloed, die ze uitoefenen in al hun levensrelaties. Is die invloed van dien aard, dat hij een neiging vertoont om de geest van anderen van God af te trekken en die te leiden naar alle ijdelheid en dwaasheid, zodat ze hun eigen vermaken en dorre genoegens gaan zoeken, dan zullen ze daarvan verantwoording moeten afleggen. En wanneer zulke mensen dan nog mannen en vrouwen zijn van invloed, wanneer hun positie zó is, dat hun voorbeeld anderen tof navolging dwingt, zal er een nog grotere zonde op hen rusten, omdat ze zich 1871, Vol. 2, blz. 585—587 niet hebben laten leiden door Bijbelse richtsnoeren. USG1 290.2

Het genoegen dat wij hier vandaag mogen smaken, is precies volgens mijn ideeën aangaande ontspanning. Ik heb geprobeerd mijn inzichten over dit onderwerp te geven, maar men kan die beter illustreren dan toelichten. Ongeveer een jaar geleden was ik ook op dit terrein, toen er eveneens een vergadering gelijk deze was. Zo goed als alles verliep toen naar de beste wensen, maar toch waren enkele dingen niet in de haak. Er waren er nog te veel die zich overgaven aan gekkernij en zotternij. Het waren niet allemaal Sabbatvierders, en de invloed, die openbaar werd, was niet zo prettig als we wel wensten. USG1 291.1

Maar ik geloof dat, wanneer we onze geest willen verkwikken en ons lichaam versterken, God van ons eist, om al onze krachten te allen tijde te gebruiken voor het beste doel. We mogen bijeenkomen, zoals vandaag hier ter plaatse, en alles doen ter ere Gods. We moeten en kunnen zodanig ontspanning zoeken, dat we straks nog beter in staat zijn ons werk te doen, en dat de invloed, die van ons uitgaat, nog meer ten gunste is op hen, met wie we omgaan. Vooral moet dat ook het geval zijn op zo ', n gelegenheid als deze, die ons allen moet ten goede komen. We kunnen naar huis terug keren, verkwikt van geest en versterkt naar lichaam, om opnieuw aan te slag te gaan, met betere verwachting en nieuwe moed. USG1 291.2

We geloven dat we elke dag in ons leven het voorrecht hebben, God op aarde te verheerlijken; dat we hier niet leven enkel voor ons eigen genoegen of tot ons eigen vermaak. We zijn hier tot welzijn van de mensheid, tot zegen van de gemeenschap. En wanneer we met onze gedachten verwijlen bij alles wat laag bij de grond is, zoals velen die enkel ijdelheid en dwaasheid zoeken, hoe kunnen we dan een zegen zijn voor de samenleving, of tot zegen zijn voor ons geslacht? We kunnen ons niet onschuldig overgeven aan één of ander amusement, dat ons zal beletten, ons getrouwer van onze levensplichten te kwijten. USG1 291.3

We willen streven naar het verhevene en het liefelijke. We willen onze gedachten afwenden van alles dat naar oppervlakkigheid zweemt, dat niet van belang, en niet duurzaam is. Wat we verlangen is om nieuwe krachten te vergaren uit alles waar we ons mee bezig houden. Uit al deze vergaderingen met ontspanning als doel, uit al deze prettige bijeenkomsten, willen we nieuwe krachten putten om betere mannen en vrouwen te worden. Uit elke mogelijke bron willen we nieuwe moed, nieuwe kracht, nieuwe sterkte verzamelen om ons leven te brengen op een niveau van reinheid en heiligheid en niet af te zakken tot het lage peil dezer wereld ... USG1 291.4