Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

77/315

HOOFDSTUK 24—DE KOMENDE CRISIS

“En de draak vergrimde op de vrouw, en ging henen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren en de getuigenis van Jezus Christus hebben.” Openbaring 12 : 17. In de nabije toekomst zullen wij deze woorden in vervulling zien gaan, wanneer de Protestantse kerken zich verenigen met de wereld en met de pauselijke macht tegen hen die de ge-boden bewaren. Dezelfde geest die Roomsen in de vorige eeuw tot daden aanzette, zal de Protestanten er toe brengen eenzelfde weg te volgen tegenover hen die God trouw willen blijven. USG2 155.1

Kerk en staat treffen nu voorbereidingen voor het toekomstige conflict. Protestanten werken onder een of ander voorwendsel om de Zondag naar voren te schuiven, zoals de Roomsen gedaan hebben. Door het gehele land is het pausdom bezig zijn groot, massief stelsel op te bouwen, in welks verborgen schuilhoeken zijn vervolgingen van het verleden herhaald moeten worden. En de weg wordt bereid voor de openbaring op grote schaal van die bedriegelijke wonderen, waardoor, indien het mogelijk ware, Satan zelfs de uitverkorenen zou ver-leiden. USG2 155.2

Het bevel dat tegen Gods volk zal worden uitgevaardigd, zal heel veel gelijken op dat van Ahasveros, uitgevaardigd tegen de Joden ten tijde van Esther. Het Perzische bevel was een gevolg van de wrok van Haman tegenover Mordechai. Niet dat Mordechai hem kwaad had berokkend, maar hij had geweigerd hem die eer te betonen welke alleen God toekomt. Het besluit des konings tegen de Joden was verkregen onder valse voorwendselen door een verkeerde voorstelling van dat bijzondere volk. Satan porde de kwaadstoker aan om diegenen van de aarde weg te vagen, die de kennis van de ware God hadden bewaard. Maar zijn verdervende plannen werden teniet gedaan door een tegengestelde macht, diie waakt over de mensenkinderen. Engelen die uitmuntten in kracht, kregen het volk Gods te beschermen, en die snode plannen van hun vijanden kwamen neer op hun eigen hoofden. De Protestantse wereld ziet in die kleine schare Sabbatvierders een Mordechai in de poort. Hun karakter en gedragingen, waarin de eerbied voor Gods wet uitkomt, zijn een voortdurend verwijt tegenover hen die de vreze des Heren hebben verworpen en Zijn Sabbat onder de voet lopen; de ongewenste indringer moet op een of andere manier uitgeschakeld worden. USG2 155.3

Dezelfde meesterlijke geest die in verleden eeuwen tegen de trouwe gelovigen samenspande, probeert nog steeds degenen die God vrezen en Zijn wet gehoorzamen, van de aarde weg te vagen. Satan wil de haat opwekken tegen de geringe minderheid die gewetensvol weigert om populaire gewoonten en overleveringen na te volgen. Mannen van stand en naam zullen zich verenigen met de wettelozen en het gepeupel om maatregelen fe nemen tegen Gods volk, Mannen van welstand, vernuft en opvoeding zullen zich aaneensluiten om hen met smaad te bejegenen. Vervolgde machten, geestelijken en kerkleden zullen tegen hen samenspannen. Door woord en geschrift, door een grote mond, bedreigingen en spot zullen ze proberen hun geloof te ondermijnen. Door verkeerde voorstellingen en boze woorden zullen ze de hartstochten van de mensen opwekken. Waar ze niet een “Zo zegt de Schrift” kunnen inbrengen tegen de voorstanders van de Sabbat van de Bijbel, zullen ze, om in dat gebrek te voorzien, tot zware verordeningen hun toevlucht nemen. Om populariteit te verkrijgen en in de gunst te komen, zullen wetgevers aandringen op de invoering van een Zondagswet. Die God vrezen, kunnen geen instelling aannemen die een gebod van de Decaloog geweld aandoet. Op dit gevechtsterrein speelt zich het laatste grote conflict af van de strijd tussen waarheid en dwaling. Nu zal God Zijn waarheid en Zijn volk verdedigen als in de dagen van Mordechai. USG2 156.1