Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

7/315

HOOFDSTUK 2—AFGUNST EN KRITIEK

Afgunst is niet enkel een slechte gehumeurdheid, maar als het ware een ziekte die al de vermogens aantast. Het begon met Satan. Hij wilde de eerste zijn in de hemel, en omdat hij niet al de macht en heerlijkheid kon verkrijgen die hij zocht, kwam hij in opstand tegen de heerschappij van God. Hij werd jaloers op onze stamouders, verleidde hen tot zonde en bracht hen aldus met de gehele mensheid tot de ondergang. USG2 15.1

De jaloerse mens sluit zijn ogen voor de goede eigenschappen en nobele daden van anderen. Hij staat altijd klaar om wat goed en uitstekend is af te kammen. Vaak belijden mensen hun eigen fouten of verdragen die van anderen, maar van een jaloers iemand kan men weinig verwachten. Wanneer iemand jaloers is op een ander, houdt dit in dat deze boven hem verheven is, en dan is de hovaardij een beletsel voor elke tegemoetkoming. Wordt een poging gedaan om die jaloerse persoon van zijn zonde te overtuigen, dan wordt zijn stemming nog meer verbitterd tegen het mikpunt van zijn boos hu-meur, en is hij helaas maar al te vaak niet te genezen. USG2 15.2

Waar de naijverige ook gaat, spuwt hij zijn gif uit, vervreemdt de vrienden van zich en verwekt haaf en opstand tegen God en de mens. Hij probeert anderen wijs te maken dat hij de allerbeste is, niet door in alles een grote zelfverloochening aan de dag te leggen, maar door zich voor te doen zoals hij is en de verdiensten van het werk van anderen te verkleinen.... USG2 15.3

Van de tong die zich verlustigt in kwaadspreken, de lasterende tong, die zegt: Vertel het mij maar, dan zal ik het overal rondbazuinen, zegt de apostel Jacobus dat ze ontstoken wordt door de hel. Aan alle kanten wordt 1882, Vol. 5, blz. 56—59
(Belangrijk getuigenis)
brand gesticht. Wat kan het iemand die anderen bekletst, schelen of hij een onschuldige in zijn goede naam aantast? Hij zal met zijn boos werk niet ophouden, al vernietigt hij ook de hoop en moed in hen die reeds onder hun lasten zwaar gebukt gaan. Hij gaat alleen op in zijn hunkeren naar schandaaltjes. Zelfs belijdende Christenen sluiten hun ogen voor alles wat zuiver, edel, eerlijk en beminnenswaard is, en verzamelen wat verwerpelijk en onaangenaam is om dat aan de wereld over te brieven.
USG2 15.4