Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

53/315

HOOFDSTUK 17—“LOOFT DE HERE”

“Alles wat adem heeft, love de Here”. Heeft iemand van ons wel eens goed nagegaan, hoeveel wij hebben om dankbaar voor te zijn? Denken we er aan dat de goedgunstigheden Gods elke morgen nieuw zijn en dat Zijn getrouwheid nooit faalt? Erkennen we dat we van Hem afhankelijk zijn en betuigen we onze dankbaarheid voor al Zijn gunsten? Integendeel, we vergeten al fe vaak dat “alle goede gave en alle volmaakte gift van boven is, van de Vader der lichten afkomende”. USG2 110.1

Hoe vaak vergeten zij die gezond zijn, de waardevolle goedgunstigheden die hun dag in, dag uit, jaar in, jaar uit geschonken worden. Zij brengen God geen lof voor al Zijn weldaden. Maar wanneer ziekte komt, gaat men aan God denken. Het sterke verlangen naar herstel leidt tot ernstig gebed, en dat is goed. God is onze Toevlucht in ziekte en in gezondheid. Maar velen leggen hun lot niet in Zijn handen; zij moedigen zwakte en ziekte aan door maar over zichzelf te tobben. Wanneer ze zouden ophouden met hun geklaag en zich zouden verheffen boven hun zwartgalligheid en somberheid, zou hun herstel vlugger komen. Ze zouden zich dankbaar herinneren hoe lang ze de zegen der gezondheid hebben genoten, en is die dan weer hersteld, dan moeten ze niet vergeten dat ze onder een vernieuwde verplichting staan tegen-over hun Schepper. Toen de tien melaatsen genezen waren, keerde slechts één tot Jezus terug om Hem te verheerlijken. Laten we niet zijn gelijk die onnadenkende negen, wier harten onberoerd bleven onder de genade Gods. USG2 110.2

God is liefde. Hij draagt zorg voor de schepselen die Hij gemaakt heeft. “Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de Here over degenen die Hem vrezen.” Ps. 103 : 13. “Ziet hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden.” 1 Johannes 3:1. Wat een kostelijk voorrecht is het, dat we zonen en dochteren mogen zijn van de Allerhoogste, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus. Laten we dan niet morren en treuren omdat we in dit leven niet vrij zijn van teleurstellingen en kommer. USG2 110.3

Wanneer we in de voorzienigheid Gods geroepen zijn om beproevingen te ondergaan, laten we dan hef kruis opnemen en de bittere beker drinken, bedenkende dat het de hand des Vaders is, die deze aan onze lippen zet. Laten we op Hem vertrouwen zowel in de duisternis als in het licht. Kunnen we niet geloven dat Hij ons alles zal geven wat voor ons bestwil is? “Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?” Romeinen 8 : 32. Hoe kunnen wij, zelfs in de donkerste ure van vertwijfeling, weigeren ons hart en onze stem te verheffen in een dankbare lof-prijzing, als we denken aan de liefde voor ons die tot uitdrukking komt door het kruis van Golgotha? USG2 111.1

Welk een onderwerp voor overdenking is het offer dat door Jezus gebracht is voor verloren zondaren! “Hij is om onze overtreding verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.” Jesaja 53 : 5. Hoe zullen we de zegeningen die aldus binnen ons bereik gebracht zijn, waarderen? Kon Jezus meer geleden hebben? Kon Hij rijker zegeningen voor ons gekocht hebben? Moest niet het meest verharde hart smelten, wanneer we bedenken dat om onzentwille Hij de heerlijkheid en gelukzaligheid des hemels verliet om armoede en schande, wrede kwelling en een verschrikkelijke dood te ondergaan? Had Hij niet door Zijn dood en opstanding de deur der hope voor ons geopend, we zouden niets gekend hebben dan de verschrikkingen der duisternis en de ellende der wan hoop. In onze huidige toestand, begunstigd en gezegend als we zijn, kunnen we ons niet voorstellen uit welke diepten we gered zijn. We kunnen niet benaderen hoe veel tragischer onze kwelling geweest zou zijn, hoeveel zwaarder onze smarten, als Jezus ons niet had omvat met Zijn menselijke arm van medeleven en liefde om ons op te heffen. USG2 111.2

Wij mogen ons verheugen in de hoop. Onze Voor-spraak is in het hemelse heiligdom, waar Hij pleit ten onze gunste. Door Zijn verdiensten hebben wij vergiffenis en vrede. Hij stierf opdat Hij onze zonden kan wegwassen, ons kan bekleden met Zijn rechtvaardigheid-, en om ons geschikt te maken voor de hemel, waar wij voor eeuwig in het licht mogen wandelen. USG2 112.1

Beste broeder, beste zuster, wanneer Satan uw geest wil vullen met moedeloosheid, somberheid en twijfel, wedersta dan zijn inblazingen. Vertel hem van het bloed van Jezus, dat reinigt van alle zonden. U kunt uzelf niet beveiligingen tegen de kracht van de verleider, maar hij siddert en vlucht wanneer gewezen wordt op de verdiensten van dat dierbare bloed. Wilt u dan niet de zegeningen die Jezus schenkt, dankbaar aannemen? Wilt u dan niet de beker der zaligheid die Hij biedt, aannemen en de Naam des Heren aanroepen? Toon geen wantrouwen tegenover Hem Die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Kwel het hart van. de barmhartige Heiland niet voor één ogenblik door uw ongeloof. Met de levendigste belangstelling slaat Hij uw vorderingen op de weg des hemels gade; Hij ziet uw ernstige pogingen; Hij slaat acht op uw inzinkingen en uw herstel, op uw hoop en uw vrees, uw strijd en uw overwinningen. USG2 112.2

Zal geheel onze geloofsbeoefening bestaan in vragen en ontvangen? Zullen we altijd maar denken aan hetgeen we nodig hebben en nooit aan de weldaden die we ontvangen? Zullen we enkel maar ontvangers zijn van Zijn goedgunstigheden en nooit onze dankbaarheid aan God uitdrukken, Hem nooit prijzen voor hetgeen Hij voor ons gedaan heeft? We bidden niet te veel, maar we zijn te spaarzaam met onze dankzeggingen. Indien de liefdevolle goedheid van God ons tot meer dankzegging en lofprijzing zou aanzetten, zouden we meer kracht hebben in het gebed. We zouden overvloediger worden in de liefde Gods en zouden nog meer stof hebben om Hem te prijzen. U die zich beklaagt dat God uw gebeden niet verhoort, breng eens verandering in uw huidige toestand en laat uw beden met lofprijzing gepaard gaan. Wanneer u acht slaaf op Zijn goedheid en goedgunstigheden, zult u ervaren dat Hij zal acht slaan op hetgeen u nodig hebt. USG2 112.3