Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

232/315

HOOFDSTUK 64—DE KWEKERIJ VAN DE SCHOOL TE AVONDALE

Er zijn enkele dingen betreffende de beschikking over en het gebruik van de gronden nabij onze school en kerk die mij getoond zijn en die ik u moest voorhouden. Tot voor kort voelde ik mij niet vrij daarover te spreken en zelfs nu voel ik enige terughoudendheid om alles te openbaren, omdat ons volk nog niet genoeg voorbereid is alles te begrijpen wat in de voorzienigheid Gods zich in Avondale zal ontwikkelen. USG2 469.1

In nachtgezichten gingen sommige dingen duidelijk aan mij voorbij. Mensen kozen stukjes grond uit nabij de school waarop zij huizen voor gezinnen wilden laten bouwen. Maar Een stond in ons midden Die zei: “Gij begaat een grote vergissing waarover u later spijt zult hebben. Deze grond moet niet gebruikt worden voor woningen, maar moet enkel dienen ten gerieve van de onderwijzers en de scholieren van de school. Dit land rondom de school moet gebruikt worden voor de schoolkwekerij. Het moet voor de scholieren een levende gelijkenis worden. De scholieren moeten het land rondom de school niet zien als een doodgewoon iets, maar zij moeten het bezien als een leerboek dat open voor hen ligt en waarin zij naar des Heren wil moeten studeren. Die lessen zullen kennis verschaffen in de bewerking van de ziel. USG2 469.2

“Zoudt gij op de schoolgronden woonhuizen neerzetten om dan genoodzaakt te zijn voor de tuinbouw ander land te zoeken ver van de school gelegen, dan zou dat een grote vergissing zijn waarover men altijd spijt zou hebben. Al het land rondom de school moet dienen voor de schoolkwekerij, waar de jeugd kan geschoold worden onder bekwame leiding. De jonge 1900, Vol. 6, blz. 181—185 mensen die onze scholen zullen bezoeken, hebben al de grond daaromheen nodig. Zij moeten daarop sieren vruchtbomen planten en de grond bewerken voor de tuinbouw. USG2 469.3

“De schoolkwekerij moet men zien als een leerboek der natuur, waaruit de onderwijzers hun aanschouwelijke lessen kunnen trekken. Onze scholieren moet geleerd worden dat Christus, Die de wereld en alle dingen die daarin zijn, schiep, het leven en het licht is van alles dat leeft. Al de kinderen en opgroeiende jeugd die de kansen willen benutten om een juiste scholing te verkrijgen, zullen dankbaar en gelukkig zijn door de dingen waarop gedurende hun schooltijd hun ogen konden rusten.” USG2 470.1