Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

229/315

HOOFDSTUK 63—INDUSTRIELE HERVORMING

Omdat moeilijkheden ontstaan, moeten we de industrieën die zijn opgericht als onderdeel van de scholing, niet opgeven. Terwijl de jeugd de school bezoekt, moet zij de gelegenheid hebben om gereedschappen te leren hanteren. Onder de leiding van ervaren vakmensen, timmerlieden, geduldig en vriendelijk, die onderricht kunnen geven, moeten de scholieren zelf op de schoolgronden aan het bouwen gaan en de nodige verbeteringen aanbrengen om aldus door praktische lessen te leren hoe ze economisch kunnen bouwen. Ook moet de scholieren geleerd worden alles wat tot het drukkersvak behoort onder de knie te hebben zoals het zetten, het drukken en boekbinden, alsook het maken van tenten en andere nuttige handenarbeid. Jonge vruchtboompjes moeten geplant worden, daar moeten groenten en bloemen gekweekt worden, een goed werk om in de open lucht door de meisjesscholieren te laten doen. Terwijl aldus de hersenen, het beenderstelsel en de spieren geoefend worden, zullen zij ook kennis voor het dagelijkse leven opdoen. USG2 464.1

Onderlegd op al deze punten, zullen onze jonge mensen in staat zijn de waarheid te brengen naar verre landen. Het zal dan niet nodig zijn dat de mensen, onder wie zij wonen, voor hen koken en naaien en bouwen, en evenmin zal hef nodig zijn om geld uit te geven voor de kosten van een reis van duizenden mijlen ten einde mannen daarheen te vervoeren die zich belasten met de bouw van scholen, kerken en huizen. Zendelingen zullen veel meer invloed krijgen op de mensen wanneer zij de onervarenen kunnen leren hoe te arbeiden volgens de beste methoden ten einde de beste resultaten te ver-krijgen. Zo kunnen ze laten zien dat zendelingen ook onderricht kunnen geven op het gebied van de nijverheid, en dit soort scholing zal vooral gewaardeerd worden daar waar de middelen beperkt zijn. Een veel kleiner fonds zal nodig zijn om de zendelingen daar te onderhouden, omdat, gepaard gaande met hun studie, zij het beste gebruik hebben leren maken van hun lichaamskrachten in de praktische arbeid; en waar zij ook heen gaan, zal alles wat zij zich op dit gebied hebben eigen gemaakt, hun tot profijt zijn. Scholieren in de werkafdelingen, of zij nu huishoudelijk werk doen, of de grond bebouwen of wat ook, moeten tijd en gelegenheid gegeven worden dat ze kunnen getuigen van de nuttige, geestelijke lessen die ze geleerd hebben in verband met het werk. In al de dagelijkse plichten des levens moeten vergelijkingen gemaakt worden met wat de natuur en de Bijbel leert. USG2 464.2