Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

21/315

HOOFDSTUK 7—VAARDIG IN HET WERK

“Ziet gij een man, vaardig in zijn werk? Hij zal ten dienste van koningen gesteld worden; ten dienste van onaanzienlijken wordt hij niet gesteld.” Spreuken 22 : 29 N.V. “Een trage hand maakt arm, maar de hand des vlijtigen maakt rijk”. Spreuken 10:4, N.V. “Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde, met eer de een de ander voorgaande. Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient de Here.” Romeinen 12:10, 11. USG2 42.1

De vele vermaningen om ijverig te zijn, die zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament te vinden zijn, wijzen duidelijk op het nauwe verband dat bestaat tussen onze levensgewoonten en onze godsdienstige gevoelens en praktijken. Geest en lichaam van de mens zijn zó samengesteld dat heel veel oefening nodig is voor een juiste ontwikkeling van al de vermogens. USG2 42.2

Terwijl velen te veel bezig zijn met hun wereldse zaken, vallen anderen in het tegenovergestelde uiterste, en werken niet hard genoeg om in hun eigen onderhoud en dat van hun gezin te voorzien. Broeder is één van die groep. Terwijl hij eigenlijk de verzorger is van zijn gezin, is hij dit toch niet in werkelijkheid. De zwaarste verantwoordelijkheden en lasten schuift hij af op zijn vrouw, terwijl hij het liefst met zijn armen over elkaar zit of zich bezig houdt met kleine dingen die weinig bijdragen tot hef onderhoud van zijn gezin. Uren lang zit hij maar te praten met zijn zoons of zijn buren over zaken van gering belang. Hij neemt de dingen gemakkelijk op en vindt zich daar best bij, terwijl de vrouw als moeder het werk doet dat gedaan moet worden om het eten te bereiden en kleren te naaien. USG2 42.3

Deze broeder is arm en zal altijd een last voor de 1882, Vol. 5, blz. 178—182 samenleving zijn, tenzij hij het hem door God gegeven voorrecht benut en een man wordt. Een ieder kan wel een of ander werk vinden indien zijn hart werkelijk daarnaar uitgaat; maar als hij zorgeloos en onoplettend is, zal de baan die hijzelf had kunnen krijgen, door een ander gedaan worden die actiever en ijveriger is. USG2 42.4

God heeft nooit gewild, mijn broeder, dat u in die armelijke toestand van nu zou verkeren. Waarom heeft Hij u al die lichamelijke vermogens gegeven? U bent net zo verantwoordelijk voor uw lichamelijke krachten als uw broeders ten opzichte van hun middelen. Sommigen van dezen zouden heden ten dage winst maken wanneer ze hun bezit konden ruilen tegen uw lichamelijke kracht. Maar wanneer zij in uw plaats stonden, zouden ze, door een vaardig gebruik van de verstandelijke èn van de lichaamskrachten, spoedig voorzien hebben in hun noden en niemand iets schuldig zijn. Het is niet omdat God een wrok tegen u koestert dat de omstandigheden tegen u schijnen, maar omdat gij geen gebruik maakt van de krachten die Hij u geschonken heeft. Het was niet Zijn bedoeling dat uw vermogens zouden roesten door werkeloosheid, maar dat ze door gebruik krach-tiger zouden worden. USG2 43.1