Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

191/315

HOOFDSTUK 49—GODS DOEL MET DE GEMEENTE

Het is Gods doel om door Zijn volk de beginselen van Zijn Koninkrijk te openbaren. Opdat zij in leven en karakter deze beginselen mogen openbaren, wil Hij hen afscheiden van de gewoonten en praktijken der wereld. Hij probeert ze dichter tot Zich te trekken, opdat Hij hun Zijn wil kan bekendmaken. USG2 384.1

Dit was Zijn opzet in de bevrijding van Israël uit Egypte. Bij de brandende braamstruik ontving Mozes van God de boodschap voor de koning van Egypte: “Laaf Mijn volk trekken, dat het Mij diene”. Exodus 7:16. Met een machtige hand en een uitgestrekte arm bracht God de Hebreeën uit het land der slavernij. Wonderlijk was de verlossing die Hij voor hen wrochtte, terwijl Hij hun vijanden, die weigerden naar Zijn woord te luisteren, strafte met algehele vernietiging. USG2 384.2

God verlangde Zijn volk los van de wereld te stellen en hen voor te bereiden om Zijn woord te ontvangen. Vanuit Egypte leidde Hij hen naar de berg Sinaï, waar Hij hun Zijn heerlijkheid openbaarde. Hier was niets wat hun zinnen kon trekken of hun geest afleiden van God, en als de mensenmassa opkeek naar de majestueuze bergen die zich boven hen verhieven, konden zij zich hun eigen nietigheid voor Gods aangezicht bewust worden. Aan de voet van deze rotsen, onbewegelijk tenzij ze bewogen door de kracht van de Goddelijke wil, sprak God met mensen. En opdat Zijn woord duidelijk en scherp in hun verstand gegrift mocht zijn, verkondigde Hij te midden van donder en bliksem en onder verschrikkelijke majesteit de wet die Hij in Eden gegeven had en die een afschrift van Zijn karakter was. En de woorden werden geschreven op stenen tafelen door de vinger Gods. Zo werd de wil van de oneindige God USG2 384.3

1900, Vol. 6, blz. 9—13

geopenbaard aan een volk dat geroepen was om aan elke natie, volk en tong de beginselen van Zijn bestuur in de hemel en op de aarde bekend te maken. USG2 385.1

Tot ditzelfde welk heeft Hij Zijn volk in dit geslacht geroepen. Aan hen heeft Hij Zijn wil geopenbaard en van hen verlangt Hij gehoorzaamheid. In de laatste dagen van de geschiedenis dezer aarde zegt de stem die sprak van de Sinaï, nog steeds tot de mensen: “Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.” Exodus 20 : 3. De mens heeft zijn wil gezet tegenover de wil van God, maar hij kan dit woord uit de wet niet het zwijgen opleggen. Het menselijke veistand kan nooit zijn verplichting tegenover de hogere macht begrijpen, maar het kan die verplichting niet uit de weg gaan. Diepzinnige theorieën en bespiegelingen mogen overvloedig worden, de mensen mogen proberen de wetenschap vijandig te stellen tegenover de openbaring om zo de wet van God teniet te doen; maar sterker en steeds sterker zal de Heilige Geest hen voorhouden het gebod: “De Here uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.” Mattheüs 4:10. USG2 385.2

Hoe staat de wereld tegenover de wet van God? Overal gaan mensen lijnrecht in tegen de Goddelijke voorschriften. In hun verlangen om het kruis dat de aandacht vestigt op gehoorzaamheid, te ontduiken, scharen zelfs de kerken zich aan de kant van de grote afvallige door te beweren dat de wet van God veranderd of afgeschaft is. In hun verblinding gaan mensen prat op de wonder-lijke vooruitgang en verlichting; maar de hemelse wachters zien de aarde vol verderf en geweld. Door de zonde is de atmosfeer van onze wereld geworden gelijk de atmosfeer van een pesthuis. USG2 385.3

Een groot werk moet gedaan worden door de mensen bekend te maken met de reddende waarheden van het Evangelie. Dit is het door God verordineerde middel om tegen de vloed van zedelijk verderf een dam op te werpen. Dit is Zijn middel om Zijn zedelijk beeld in de mens te herstellen. Het is Zijn geneesmiddel tegen de algemene ontreddering. Het is de kracht die mensen eendrachtig samenvoegt. Deze waarheden te brengen is het werk van de derde engel-boodschap. Het is ‘s Heren opzet dat de verkondiging van deze boodschap het verhevenste, grootste werk zal zijn dat in deze tijd uitgedragen wordt in de wereld. USG2 385.4

Satan port steeds mensen aan ‘om zijn beginselen te aanvaarden. Zo probeert hij het werk van God te dwarsbomen. Steeds is hij bezig om het uitverkoren volk van God voor te stellen als een misleid volk. Hij is een verklager van de broederen, en die beschuldigingen richt hij steeds tegen hen die de gerechtigheid werken. De Here wil door Zijn volk Satans beschuldigingen weer-leggen door het resultaat van gehoorzaamheid aan de juiste beginselen te laten zien. USG2 386.1