Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

145/315

HOOFDSTUK 37—DE BLOEI VAN DE GEMEENTE

Waar de Geest des Heren is, daar is zachtmoedigheid, geduld, vriendelijkheid en lankmoedigheid. Een waar discipel van Christus zal trachten het Voorbeeld na te volgen. Hij zal zich verdiepen om de wil van God op aarde te doen zoals die gedaan wordt in de hemel. Zij wier harten nog door de zonde verontreinigd zijn, kunnen niet ijverig zijn in goede werken. Zij falen om de eerste vier geboden van de Decaloog te houden, die de plicht van de mens tot God omschrijven; en evenmin houden ze de laatste zes, welke de plicht van de mens tegenover zijn naaste weergeven. Hun harten zijn vol zelfzucht, en aanhoudend vinden ze fouten bij anderen die beter zijn dan zijzelf. Zij beginnen aan een werk dat God niet aan hen gegeven heeft, maar laten het werk ongedaan dat Hij hun heeft opgedragen, namelijk acht te slaan op zichzelf, opdat niet een wortel der bitterheid ontspringt, welke de Gemeente in onrust brengt en verontreinigt. Zij houden hun ogen naar buiten gericht om vast te stellen dat het met het karakter van anderen toch niet in orde is, terwijl ze hun ogen op hun innerlijk gericht moesten houden om hun eigen werken na te gaan en te critiseren. Wanneer ze het hart van zelfzucht, naijver, kwaaddenken, en boos opzet ontledigen, zullen ze niet op de rechterstoel gaan ziften om een vonnis uit te spreken over anderen die in Gods ogen beter zijn dan zij. USG2 271.1

Hij die anderen wil verbeteren, moet eerst zichzelf verbeteren. Hij moet de geest van zijn Meester verkrijgen, en evenals Hij, bereid zijn smaad te lijden en zelfverloochening in praktijk te brengen. Vergeleken bij de waarde van één ziel, zinkt de gehele wereld als het ware in het niet. Een verlangen om heerschappij uit fe oefenen, de baas te spelen over Gods erfdeel, zal wanneer daaraan 1889, Vol. 5, blz. 613—621
(Kerkelijke plichten)
wordt toegegeven, het verlies van zielen ten gevolge hebben. Die Jezus werkelijk liefhebben, zullen er naar streven hun eigen leven gelijkvormig te maken aan het Voorbeeld en zullen in Zijn geest arbeiden voor de zaligheid van anderen.
USG2 271.2

Om de mens voor Zich te winnen en zijn eeuwig heil te bewerkstelligen, verliet Christus de hemelse hoven en kwam naar deze aarde, doorstond de zielesmarten van zonde en schande in ‘s mensen plaats en stierf om de mens te bevrijden. Gezien de oneindige prijs, betaald voor ‘s mensen verlossing, hoe durft dan iemand die de naam van Christus belijdt, nog een van Zijn kleinen met onverschilligheid te bejegenen? Hoe nauwgezet moeten broeders en zusters in de Gemeente waken over elk woord en elke daad, opdat zij de olie en de wijn niet beschadigen! Hoe geduldig, vriendelijk en toegewijd moeten ze omgaan met de gekochten door het bloed van Christus! Hoe trouw en ijverig moeten ze arbeiden om de wankelmoedigen en moedelozen op te richten! Hoe teder moeten ze diegenen behandelen die trachten de waarheid te gehoorzamen en daartoe thuis niet bemoedigd worden, die aanhoudend verkeren in een atmosfeer van ongeloof en duisternis! USG2 272.1