Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

112/315

HOOFDSTUK 30—PRAKTISCHE GODSVRUCHT

Bazel, Zwitserland, 1 Maart 1887.

Beste Broeders en Zusters in Oakland, USG2 215.1

Ik voel mij gedrongen u te schrijven. Steeds en steeds weer vind ik mij terug in mijn dromen in gesprek met u en in al die gevallen is u in moeilijkheden. Maar wat ook komen moge, laat uw zedelijke moed niet zakken waardoor uw godsdienst zou ontaarden in een harteloze vorm. De liefdevolle Jezus staat klaar om overvloedig Zijn zegen te schenken, maar wat wij nodig hebben is een beleven in geloof, in vurig gebed en in een zich verheugen in de liefde Gods. Zal iemand van ons ge-wogen worden en te licht worden bevonden? Wij moeten waakzaam zijn over onszelf, letten op de geringste onheilige neiging van onze natuur, opdat we geen verraad plegen tegen de hoge verantwoordelijkheden die God op ons, als Zijn menselijke werktuigen, heeft gelegd. Wij moeten de waarschuwingen en terechtwijzingen bestuderen die Hij Zijn volk in het verleden deed toekomen. Aan licht hebben we geen gebrek. Wij weten wat we moeten laten en welke eisen Hij ons gesteld heeft om waar te nemen; indien we dan niet streven om te kennen en te doen wat goed is, komt dat daardoor omdat het verkeerde het vleselijke hart beter past dan het goede. USG2 215.2

Er zullen altijd mensen zonder geloof zijn die wachten voortgetrokken te worden door het geloof van anderen. Zij hebben geen proefondervindelijke kennis van de waarheid en bijgevolg hebben ze de heiligende kracht daarvan aan hun eigen ziel niet ervaren. Het moet de taak van elk lid der gemeente zijn, rustig en naarstig zijn eigen hart te onderzoeken om na te gaan of zijn leven en karakter in harmonie zijn met Gods grote maatstaf der gerechtigheid. USG2 215.3

De Here heeft voor u in Californië, en vooral in Oakland, grote dingen gedaan; maar er is veel meer dat Hij gaarne zou willen doen, wanneer u uw werken in overeenstemming zoudt willen brengen met uw geloof. God beloont ongeloof nooit met rijke zegeningen. Gaat nog eens na wat God gedaan heeft, om dan te weten dat dit slechts hef begin is van wat Hij bereid is te doen. USG2 216.1