Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 2

11/315

HOOFDSTUK 4—ARBEIDERS VOOR GOD

Medearbeiders in het grote oogstveld, ons rest nog maar weinig tijd om te werken. Nu is het wel de beste gelegenheid die we ooit zullen hebben, en hoe nauwgezet zullen we van elk moment moeten gebruik maken. Zo met hart en ziel was onze Verlosser het werk der zielenredding toegedaan, dat Hij zelfs er naar verlangde Zijn leven voor de mensheid te geven. De apostelen omgordden zich met de ijver van hun Meester, en vurig en vast-beraden gingen ze voorwaarts om zich van hun grote taak te kwijten en te strijden tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. USG2 23.1

Wij leven in een tijd dat zelfs veel meer overgave nodig is dan in de dagen der apostelen. Maar onder velen van de dienstknechten van Christus heerst een gevoel van onrust, een verlangen om in het kielzog te varen van de romantische moderne opwekkingsbewegingen, een verlangen om iets groots te doen, sensatie te verwekken, gerekend te worden tot de bekwame sprekers, en voor zichzelf eer en onderscheiding te vergaren. Wanneer 1882, Vol. 5, blz. 152—137 dezulken het hoofd konden bieden aan gevaren, en als helden vereerd zouden worden, zouden ze het werk doen met onverflauwde energie. Maar bijna onopgemerkt te leven en te arbeiden, te zwoegen en offers te brengen voor Jezus zonder in het oog te vallen, zonder bijzondere lof van mensen te ontvangen — dat vereist een zuiverheid van beginsel en een doelbewustheid die maar weinigen bezitten. Zou men zich meer inspannen in alle ootmoed met God te wandelen, niet ziende op mensen en alléén arbeidende om Christus’ wille, dan zou er veel meer bereikt worden. USG2 23.2

Mijn broeders in de Wijngaard, zoekt Jezus met alle nederigheid en ootmoed. Probeert niet de aandacht van de mensen op uzelf te vestigen. Laat hen het instrument uit het oog verliezen terwijl u Jezus verheerlijkt. Spreekt van Jezus, verliest uzelf geheel in Jezus. Er is te veel drukte en lawaai om onze godsdienst, terwijl Golgotha en het kruis worden vergeten. USG2 24.1

We verkeren in het grootste gevaar wanneer we elkander wederkerig lof toezwaaien, wanneer we elkander gaan ophemelen. Waar de Farizeeën het meest naar haakten, was het verkrijgen van mensenlof; en Christus vertelde hun dat dit de ganse beloning was die ze ooit zouden ontvangen. Laat ons het ons toegewezen werk doen en laten we het voor Christus doen; lijden we ontbering, laaf dat dan zijn terwille van Hem. Onze Goddelijke Here werd door lijden volmaakt. O, wanneer zullen we de mensen zien arbeiden zoals Hij arbeidde! USG2 24.2

Hef woord van God is onze maatstaf. Elke liefdedaad, elk vriendelijk woord, elk gebed ten gunste van de lijdenden en verdrukten, wordt vermeld voor de eeuwige troon en staat opgetekend in ‘s hemels onvergankelijke boeken. Het Goddelijke Woord stort licht in het meest verduisterde verstand, en dat licht doet de meest beschaafden hun tekortkomingen en hun zondigheid gevoelen. USG2 24.3

De vijand komt heden ten dage al heel goedkoop aan zielen. “Gijlieden zijt om niet verkocht” (Jesaja 52 : 3) — zo zegt de Schrift. De een verkoopt zijn ziel voor de bijval der wereld, een ander voor geld; de een om lage hartstochten te bevredigen, een ander voor werelds vermaak. Zulke koopjes vinden dagelijks plaats. Satan wil zich meester maken van wat door Christus’ bloed is gekocht en geeft er maar weinig voor, ondanks de oneindige prijs die betaald is om hen te verlossen. USG2 24.4

Grote zegeningen en voorrechten zijn ons toegewezen. We kunnen de waardevolste hemelse schatten verkrijgen. Laten predikanten en leken bedenken dat de waarheid des Evangelies ten ondergang voert wanneer ze niet redt. De ziel die weigert te luisteren naar de dag in dag uit gedane uitnodigingen der genade, kan naar de dringendste smeekbeden luisteren zonder dat zijn ziel er ook maar enigszins door geroerd wordt. USG2 25.1

Als medearbeiders van God moeten we veel meer barmhartigheid en minder zelfverheerlijking aan de dag leggen. Hoe meer dat eigen-ik wordt verheerlijkt, des te zwakker zal het geloof in de getuigenissen van Gods Geest worden. Die het nauwst verbonden zijn met God, zijn degenen die Zijn stem kennen wanneer Hij tot hen spreekt. Die geestelijk zijn ingesteld, onderscheiden geestelijke dingen. Die zullen dankbaar zijn dat God hen op hun fouten heeft gewezen, terwijl degenen die geheel op zichzelf vertrouwen, steeds minder en minder van God in de getuigenissen van Zijn Geest zien. USG2 25.2

Ons werk moet gedaan worden in diepe ootmoed onder vasten en bidden. We moeten niet steeds maar vrede en blijdschap verwachten. Daar zal ook droefheid zijn, maar als we in tranen zaaien, zullen we met gejuich maaien. Duisternis en moedeloosheid kunnen soms het hart binnensluipen van hen die zichzelf opofferen; maar dat is niet tegen hen. Het kan Gods bedoeling zijn, hen aan te sporen dat ze Hem nog meer zoeken. USG2 25.3