Ereste Geschriften

76/78

HOOFDSTUK 39: DE AARDE WOEST GELATEN

Mijn aandacht werd wederom op de aarde gericht. De goddelozen waren uitgeroeid, en hun dode lichamen lagen op de oppervlakte der aarde. De bewoners van de aarde waren bezocht geworden door Gods toorn in de zeven laatste plagen, die hen hun tongen deed kauwen van pijn, en God lasteren. De valse herders waren de biezondere voorwerpen van Jehova”s toorn geweest. Hun ogen waren in hun kassen verteerd en hun tongen in hun monden, terwijl zij op hun voeten stonden. Nadat de heiligen door de stem van God waren verlost geworden, koelde de menigte der goddelozen hun woede onder elkander. De aarde scheen overstroomd te zijn van bloed, en dode lichamen lagen van het ene eind ervan tot het andere. EG 345.1

De aarde zag eruit als een woeste wildernis. Steden en dorpen, die door de aardbeving waren ingestort, lagen in puinhopen. De bergen waren uit hun plaats bewogen, en hadden grote gaten achtergelaten. Ruwe rotsblokken, die door de zee opgeworpen, of van de aarde zelf losgescheurd waren, lagen overal over de oppervlakte van de aarde verspreid. Grote bomen waren ontworteld, en lagen over de grond. Hier moet duizend jaren lang de woonplaats zijn van Satan en zijn boze engelen. Hier zal hij gevangen zijn, en ronddwalen over de ongelijke oppervlakte van de aarde, om het gevolg van zijn opstand tegen Gods wet te aanschouwen. Duizend jaren lang kan hij genieten van de vruchten van de vloek, waar hij de oorzaak van geweest is. Tot da aarde alleen beperkt, zal hij het voorrecht niet hebben om naar andere planeten te gaan, om degenen, die niet gevallen zijn, te verzoeken en te hinderen. Gedurende deze tijd lijdt Satan ontzettend. Sedert zijn val heeft hij zijn boze karaktertrekken voortdurend vrij spel kunnen laten. Maar dan is hij beroofd van zijn macht, en wordt overgelaten om de rol, die hij sedert zijn val gespeeld heeft, te overdenken, en om met schrik en beven uit te zien naar de vreselike toekomst, wanneer hij moet lijden voor al het kwaad dat hij gedaan heeft, en gestraft worden voor al de zonden, die hij heeft veroorzaakt. EG 345.2

Ik hoorde de triomfkreten van de engelen en van de verloste heiligen, klinkende gelijk tien duizend muziekinstrumenten, omdat zij niet langer door Satan gehinderd en verzocht zouden worden, en omdat de bewoners van andere werelden verlost waren van zijn tegenwoordigheid en van zijn verleiding. EG 346.1

Toen zag ik tronen, en Jezus en de verloste heiligen zaten daar op; en de heiligen heersten als koningen en priesters voor God. Christus met Zijn volk oordeelde de goddeloze doden, hun daden toetsend aan het wetboek, het woord van God; en ieder geval beslissend naar hetgeen zij in het lichaam gedaan hebben. Zij bepaalden voor de goddelozen wat zij moesten lijden, overeenkomstig hetgeen zij gedaan hadden; en het werd tegenover hun namen geschreven in het boek des doods. Ook Satan en zijn engelen werden door Jezus en de heiligen geoordeeld. Satans straf zal veel zwaarder zijn dan die van degenen, welken hij verleid heeft. Zijn lijden zal zoveel zwaarder zijn dan het hunne, dat het er niet mede vergeleken kan worden. Nadat alien, die hij verleid heeft, omgekomen zijn, moet Satan nog veel langer voortleven en lijden. EG 346.2

Nadat het oordeel over de goddeloze doden geēindigd was, aan het einde van de duizend jaren, verliet Jezus de stad, en de heiligen en een gevolg van het engeleheir volgden Hem. Jezus daalde neder op een grote berg, welke, zodra Zijn voeten die aanraakten, zich in tweeēn spleet, en een grote vallei vormde. Toen zagen wij opwaarts en aanschouwden de grote en prachtige stad, met twaalf fondamenten en twaalf poorten, drie aan iedere zijde, en een engel bij een iedere poort. Wij riepen uit: “De stad! de grote stad! hij komt neder van God uit de hemel!” En de stad kwam neder in al zijn pracht en verblindende schoonheid, en rustte op de grote vlakte, welke Jezus er voor bereid had. EG 346.3