Kostelijke Paarlen en Verborgen Schatten

13/14

Hoofdstuk 6—“NIEUWE EN OUDE DINGEN”
(Matth 13 : 51, 52).

Terwijl Jezus het volk leerde, leidde Hij terzelfder tijd Zijn discipelen op voor hun toekomstig werk. In al Zijn onderwijs waren ook lessen voor hen. Nadat Hij de gelijkenis van het net gesproken had, zeide Hij tot hen: “Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!” Daarop hield Hij hun in een andere gelijkenis hun verantwoordelijkheid voor ten opzichte van de waarheden, die zij ontvangen hadden. “Hij zeide tot hen: Daarom, een ieder Schriftgeleerde, in het koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt.” KPEVS 48.1

De schat, dien de heer des huizes gewonnen heeft, wordt door hem niet weggesloten. Hij gebruikt hem en deelt anderen ervan mee. En door dat gebruik wordt de schat vermeerderd. De heer des huizes bezit kostelijke dingen, zoowel nieuwe als oude. Daarmee wilde Jezus Zijn discipelen leeren, dat de waarheid, die hun toevertrouwd was, aan de wereld moest worden meegedeeld. En door het meedeelen van de kennis der waarheid zou zij vermeerderen. KPEVS 48.2

Allen, die de Evangelieboodschap in het hart ontvangen, zullen ook het verlangen krijgen haar aan anderen mee te deelen. Hemelsche liefde moet zich uiten. Zij, die Christus hebben aangedaan, voelen zich gedrongen hun ervaringen aan anderen te verhalen, hoe de Heilige Geest hen stap voor stap leidde, hoe hongerig en dorstig zij waren naar de kennis van God en van Jezus Christus, dien Hij gezonden had, wat de vruchten waren van hun onderzoek der Schriften, van hun bidden, van hun zielestrijd en van de woorden van Jezus: “Uw zonden zijn u vergeven.” Het is onnatuurlijk, dat iemand deze dingen verborgen zou houden; en die met de liefde Gods vervuld zijn, zullen het ook niet doen. Naar verhouding, dat God hun de heilige waarheden heeft toevertrouwd, zal ook hun verlangen zijn, dat anderen denzelfden zegen ontvangen. En als zij den rijkdom van Gods genade bekend maken, zal steeds meer van Gods genade aan hen meegedeeld worden. Zij zullen kinderlijke eenvoudigheid des harten bezitten en den Heere onvoorwaardelijk gehoorzamen. Hun harten zullen uitgaan naar heiligheid, en de schatten van waarheid en genade zullen hun voortdurend meer geopenbaard worden, om die aan de wereld mee te deelen. KPEVS 48.3

De grote schatkamer der waarheid is het Woord van God — het geschreven woord, het boek der natuur en het boek der ervaring in Gods handelwijze met menschen. Dat zijn de bronnen, waaruit Gods arbeiders moeten putten. In hun zoeken naar waarheid moeten zij zich meer op God verlaten dan op menschen, want de wijsheid van de groote mannen der wereld is dwaasheid bij God. De Heere wil door de middelen, die Hijzelf verordend heeft, kennis meedeelen van Zichzelf aan hen, die er naar zoeken. KPEVS 49.1

Indien de volgeling van Jezus Zijn woord wil gelooven en in beoefening brengen, dan is er geen tak in de natuur-wetenschappen, die hij niet kan vatten en waardeeren. Hij zal alles kunnen gebruiken om de waarheid aan anderen mee te deelen. De natuurwetenschap is een schathuis, waartoe elke leerling in de school van Christus vrijen toegang heeft. Wanneer wij de schoonheid der natuur bepeinzen, — wanneer wij lessen zoeken te trekken uit de bewerking van den grond, uit den groei van planten en boomen en uit de wonderen van aarde, zee en lucht, — dan zullen wij een nieuw inzicht krijgen in de waarheid. De verborgenheden in Gods handelwijze met menschen, de diepte van Zijn wijsheid en kennis, zooals men die kan opmerken in het leven der menschen, zijn onuitputtelijke bronnen van overdenking. KPEVS 49.2

Maar het is in het geschreven woord, dat de gevallen mensch de duidelijkste openbaring van God vindt. Dat is de schatkamer van de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus. KPEVS 49.3

Het Woord Gods omvat zoowel de Schriften van het Oude als die van het Nieuwe Testament. Het een is niet compleet zonder het andere. Jezus heeft ons gezegd, dat de waarheden van het Oude Testament even waardevol zijn als die van het Nieuwe. Hij was de Verlosser der menschen bij het begin der wereld zooals Hij het heden is. V——r Hij Zijn Godheid hulde in de menscheid en naar deze wereld kwam, werd de Evangelieboodschap verkondigd door Adam, Seth, Henoch, Methusalem en Noach. Abraham in Kanaän en Lot te Sodom verkondigden deze Waarheid en van geslacht tot geslacht hebben getrouwe boden van den Komende getuigd. De ceremoniën van den Joodschen godsdienst had Jezus Zelf ingesteld. Christus was de grondslag van het offerandenstelsel, het antitype van hun geheelen godsdienst. Het bloed, dat met de offeranden werd vergoten, wees op het offer van het Lam Gods. Al de schaduwachtige offeranden werden in Hem vervuld. KPEVS 49.4

Jezus, zooals Hij Zich bekend maakte aan de Patriarchen, — in het offerandensysteem gesymboliseerd, in de wet voorgesteld en door de Profeten geopenbaard werd, is de rijkdom van het Oude Testament. Jezus in Zijn leven, in Zijn dood en in Zijn opstanding, — Jezus, zooals Hij Zich openbaarde door den Heiligen Geest, is de schat van het Nieuwe Testament. KPEVS 50.1

De Apostelen moesten uitgaan als getuigen van het leven, den dood en het Middelaarswerk van Jezus, waarvan de Profeten hadden geprofeteerd. Het onderwerp van hun prediking moest zijn de vernedering, de reinheid, de heiligheid en de onvergelijkelijke liefde van Christus. En om het Evangelie in zijn volheid te prediken, moesten zij den Heiland voorstellen, niet alleen zooals Hij Zich had geopenbaard in Zijn leven en leer, maar ook gelijk van Hem voorzegd was door de profeten van het Oude Testament en Hij in het offerandensysteem was afgebeeld. KPEVS 50.2

Jezus stelde in Zijn prediking oude waarheden voor, waarvan Hijzelf de oorsprong was en die Hij door Patriarchen en Profeten had gesproken, maar waarover Hij nu een nieuw licht verspreidde. Hoe geheel verschillend scheen hun beteekenis! Zijn verklaringen brachten licht en geestelijk leven te voorschijn. En Hij beloofde, dat de Heilige Geest de discipelen zou voorlichten, zoodat Gods Woord zich voortdurend meer voor hen zou ontvouwen. Daardoor zouden zij in staat worden gesteld om steeds nieuwe schoonheden van de Waarheid te toonen. KPEVS 50.3

Sinds den tijd, dat de eerste belofte van verlossing in het Paradijs werd gegeven, is het leven, het karakter en het Middelaarswerk van Jezus het onderwerp van studie voor de menschen geweest. En toch heeft een ieder, door wien de Heilige Geest heeft gewerkt, deze onderwerpen z—— voorgesteld, dat ze nieuw en frisch waren. De waarheden der verlossing zijn vatbaar voor steeds verdere ontwikkeling en uitbreiding. Hoewel oud, zijn ze altijd nieuw en de zoeker naar waarheid vindt in haar steeds grooter heerlijkheid en machtiger kracht. KPEVS 51.1

Er is in elke eeuw een nieuwe ontwikkeling der waarheid, een bijzondere boodschap Gods tot het volk van dat geslacht. Al de bekende waarheden zijn onmisbaar; de nieuwe zijn niet onafhankelijk van de oude, maar een verdere ontvouwing er van. Alleen wanneer de oude waarheden begrepen zijn, kunnen de nieuwe verstaan worden. Toen Jezus Zijn discipelen de waarheid van Zijn opstanding wilde doen verstaan, begon Hij “van Mozes en al de Profeten”; Hij legde “hun uit in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.” Luk. 24 : 27. Het licht, dat uitstraalt bij een nieuwe ontvouwing der waarheid, verheerlijkt de oude. Die nieuwe waarheden verwerpt of verwaarloost, bezit de oude in werkelijkheid niet. Voor hem heeft zij haar levengevende kracht verloren en is een levenlooze vorm geworden. KPEVS 51.2

Er zijn menschen, die beweren de waarheden van het Oude Testament te gelooven, zij willen anderen er in onderwijzen, terwijl zij die van het Nieuwe Testament verwerpen. Maar door het niet aannemen van de leer van Christus toonen zij, dat zij ook niet gelooven, wat Patriarchen en Profeten gesproken hebben. Jezus zeide eens: “Indien gij Mozes geloofdet, zoo zoudt gij Mij gelooven, want hij heeft van Mij geschreven.” Joh. 5 : 46. Daarom ligt er in hetgeen zij uit het Oude Testament leeren geen werkelijke kracht. KPEVS 51.3

Velen, die zeggen het Evangelie te gelooven en anderen erin willen onderwijzen, begaan een gelijksoortige fout. Zij zetten de Schriften van het Oude Testament ter zijde, waarvan Jezus zeide: “Die zijn het, die van Mij getuigen.” Joh. 5 : 39. Door het Oude te verwerpen, verwerpen zij feitelijk ook het Nieuwe, want beide zijn deelen van een ondeelbaar geheel. Niemand kan de wet Gods recht voorstellen zonder het Evangelie, of het Evangelie zonder de wet. De wet is het Evangelie belichaamd, en het Evangelie is de wet ontvouwd. De wet is de wortel en het Evangelie is de geurige bloem en vrucht, die zij voortbrengt. KPEVS 51.4

Het Oude Testament werpt licht op het Nieuwe en het Nieuwe op het Oude. Beide zijn een openbaring van de heerlijkheid van God in Christus. Beide bevatten waarheden, welker diepe beteekenis voor den ernstigen zoeker steeds meer ontsloten worden. KPEVS 52.1

De waarheid in Christus en dóór Christus is onmetelijk. De onderzoeker der Heilige Schrift ziet, om zoo te zeggen in een bron, die dieper en breeder wordt, naarmate hij er in staart. Niet in dit leven zullen wij de verborgenheid van Gods liefde in het geven van Zijn Zoon tot een verzoening voor onze zonden ten volle doorgronden. Het werk van onzen Verlosser hier op aarde is en zal voor altijd blijven een onderwerp, dat het hoogste bevattingsvermogen te boven gaat. In het peilen van deze verborgenheid mag iemand al zijn geesteskrachten inspannen, hij zal zich echter vermoeien eer hij haar diepten kent. Zelfs de allerijverigste onderzoeker zal zich geplaatst zien voor een onbegrensde en oeverlooze zee. KPEVS 52.2

De waarheid, zooals zij is in Jezus, kan wel ondervonden, maar niet verklaard worden. Haar hoogte, breedte en diepte gaan onze kennis te boven. Wij mogen onze verbeeldingskracht tot het uiterste inspannen en dan zullen wij nog slechts nauwelijks de hoofdtrekken zien van een liefde, die onverklaarbaar is, die zoo hoog is als de hemel, maar zich nederboog tot de aarde, om het beeld Gods op het geheele menschdom te drukken. KPEVS 52.3

Toch is het mogelijk voor ons zooveel van het Goddelijk medelijden te zien als wij kunnen verdragen. Dit wordt ontvouwd aan nederige, boetvaardige zielen. Wij zullen Gods medelijden jegens ons verstaan naar verhouding wij het offer, dat Hij voor ons bracht, leeren waardeeren. Wanneer wij Gods Woord met een ootmoedig hart onderzoeken, zal het onderwerp der verlossing voor ons opengaan. Naarmate wij erbij stilstaan, zal het in helderheid toenemen, en als wij trachten het te vatten, zal zijn hoogte en diepte beter gezien worden. KPEVS 52.4

Ons leven moet met dat van Jezus ten nauwste verbonden zijn. Wij moeten onophoudelijk het levende brood, dat uit den hemel nederdaalde, van Hem ontvangen, ons er mee voeden; wij moeten blijven putten uit de fontein, welker frissche wateren altijd overvloedig stroomen. Wanneer wij den Heere steeds voor oogen houden en onze harten in lof en dank tot Hem verheffen, zal ons godsdienstig leven altijd zijn frischheid behouden. Onze gebeden zullen den vorm aannemen van een gesprek met God, alsof wij spraken met een vriend. Hij zal ons Zijn verborgenheden persoonlijk meedeelen. Dikwijls zullen wij het zoete, aangename bewustzijn van de tegenwoordigheid van Jezus smaken. Onze harten zullen in ons branden als Hij komt om met ons te spreken, zooals Hij voorheen deed met Henoch. Wanneer dit in waarheid de ervaring van den Christen is, dan zal er in zijn leven een eenvoudigheid, nederigheid, zachtmoedigheid en ootmoed des harten gezien worden, die allen, met wien hij omgaat, zal overtuigen, dat hij met Jezus geweest is en van Hem geleerd heeft. KPEVS 53.1

De Christelijke godsdienst zal zich bij allen, die hem bezitten, openbaren als een levendmakend, alles-doordringend beginsel; als een levende, werkzame, geestelijke kracht. Men zal bij hen een frischheid, kracht en vroolijkheid der jeugd aantreffen. Het hart, dat Gods Woord ontvangt, is niet gelijk een stilstaand water, dat verdampt, of gelijk een lekkend vat, dat zijn inhoud verliest. Het is gelijk een bergstroom, die uit immer vlietende bronnen gevoed wordt, wier frissche en kristalheldere wateren van de eene rots naar de andere springen en den vermoeide, dorstige en beladene verkwikt. KPEVS 53.2

Deze ervaring zal elken leeraar der waarheid de noodige eigenschappen verleenen om hem een vertegenwoordiger van Jezus te maken. De geest van het onderwijs van Jezus zal aan zijn woorden en gebeden kracht geven en ze doeltreffend maken. Zijn getuigenis van Christus zal niet van een bekrompen en levenloozen aard zijn. Zulk een predikant zal niet altijd dezelfde predikaties houden, maar zijn hart zal open zijn voor bestendige verlichting van den Heiligen Geest. KPEVS 53.3

Jezus zeide: “Die Mijn vleesch eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven . . . Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader, alzoo die Mij eet, die zal leven door Mij. De Geest is het, die levend maakt; ... de woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.” Joh. 6 : 54—63. KPEVS 55.1

Wanneer wij het vleesch van Jezus eten en Zijn bloed drinken, dan zal ook het element des eeuwigen levens in ons werk gezien worden, en geen herhaling van oude, afgezaagde ideeën, of van dorre, saaie predikaties. Oude waarheden zullen in een nieuw licht gezien worden. De voorstelling der waarheid zal getuigen van nieuw inzicht, van een helderheid en kracht, die door allen zal worden erkend. Zij, die het voorrecht hebben zulke predikaties bij te wonen, en gevoelig zijn voor de invloeden des Heiligen Geestes, zullen de vernieuwende kracht ten leven ervaren. Het vuur van Gods liefde zal in hen ontbranden, en hun opmerkingsvermogen, om de schoonheid en majesteit der waarheid te onderkennen, zal verscherpt worden. KPEVS 55.2

De getrouwe heer des huizes in deze gelijkenis is een voorstelling van wat elke leeraar van kinderen en jongelieden behoort te zijn. Wanneer hij het Woord Gods tot zijn schat maakt, zal hij steeds nieuwe schoonheden en nieuwe waarheden voortbrengen. Wanneer een onderwijzer door gebed zich op God leert verlaten, dan zal de Geest van Christus op hem komen en God wil door Zijn Geest werken op de gemoederen van anderen. En die Geest zal hoofd en hart vervullen met hoop en moed en Bijbelsche voorstellingen, die hij weer zal kunnen meedeelen aan de hem toevertrouwde jeugd. KPEVS 55.3

De bronnen van hemelsche vrede en vreugde, die door het woord der inspiratie in het hart van den leeraar geopend zijn, zullen worden tot een machtigen stroom van invloed, die allen zal zegenen, die met hem in aanraking komen. De Bijbel zal voor den leerling geen vervelend boek worden. Onder de leiding van een verstandigen onderwijzer zal hij steeds aantrekkelijker worden. Hij zal voor hem het brood des levens worden, dat nooit oud wordt. Zijn frischheid en schoonheid zal kinderen en jongelieden aantrekken en bekoren. Hij zal voor hen zijn als de zon, die door haar stralen onophoudelijk de aarde verlicht en verwarmt en toch nooit uitgeput raakt. KPEVS 55.4

Gods heilige, onderwijzende Geest is Zijn Woord. Een licht, een nieuw en kostelijk licht straalt van elk blad. Het openbaart de waarheid; wanneer Gods stem spreekt tot de ziel, worden woorden en zinnen verhelderd en toepasselijk gemaakt voor de behoeften van het oogenblik. KPEVS 56.1

De Heilige Geest wendt zich gaarne tot de jeugd om haar de schatten en schoonheden van Gods Woord te ontsluieren. De beloften, die door den grooten Leeraar gegeven zijn, zullen de zinnen bekoren en zal de ziel verlevendigen met een kracht, die Goddelijk is. Er zal zich in het ontvankelijk gemoed een gemeenzaamheid met Goddelijke dingen ontwikkelen, die als een slagboom tegen verzoekingen dienen zal. KPEVS 56.2

Het woord der waarheid zal in belangrijkheid toenemen en een breedte en volheid van beteekenis voor ons verkrijgen, waarvan wij niet gedroomd hadden. En de schoonheid en rijkdom van het woord hebben een veranderenden invloed op het gemoed en het karakter. Het licht van hemelsche liefde zal als een inspiratie op het hart vallen. KPEVS 56.3

De waardeering van den Bijbel groeit met het onderzoek. Waarheen de onderzoeker van dat boek zich ook mag wenden, overal zal hij de oneindige wijsheid en liefde van God opmerken. KPEVS 56.4

De beteekenis van den Joodschen godsdienst wordt nog niet ten volle verstaan. Groote en diepe waarheden worden in zijn ceremoniën en symbolen afgeschaduwd. Het Evangelie is de sleutel, die zijn verborgenheden ontsluit. Door een kennis van het plan der verlossing worden zijn waarheden voor het verstand geopend. Het is ons voorrecht veel meer van deze wonderlijke dingen te verstaan dan heden het geval is. Wij dienen te trachten de diepe dingen Gods te begrijpen. Engelen verlangen in te zien in de waarheden, die God openbaart aan het volk, dat met een gebroken hart het Woord van God onderzoekt en bidt om een grooter lengte en breedte en diepte en hoogte van de kennis, die God alleen geven kan. KPEVS 56.5

Hoe meer wij het einde van de geschiedenis der wereld naderen, hoe meer bijzondere aandacht wij dienen te wijden aan de profetieën, die betrekking hebben op het laatste der dagen. Het laatste boek van het Nieuwe Testament is vol waarheden, die wij noodzakelijk moeten verstaan. Satan heeft veler oogen verblind, zoodat zij gretig gebruik maken van elke verontschuldiging, om van het boek der Openbaring geen studie te maken. Maar Jezus heeft door Zijn dienstknecht Johannes geopenbaard, wat in de laatste dagen geschieden zou en zegt: “Zalig is hij, die leest, en zijn zij die hooren de woorden dezer profetie en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is.” Openb. 1 : 3. KPEVS 57.1

“En dit is het eeuwige leven,” zeide Jezus, “dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt.” Joh. 17:3. Hoe komt het toch, dat wij de waarde van deze kennis niet beter beseffen? Hoe komt het toch, dat deze heerlijke waarheden onze harten niet meer doen gloeien, niet meer op onze lippen beven en geheel ons bestaan doordringen? KPEVS 57.2

Door Zijn Woord te geven, heeft God ons in het bezit gesteld van elke waarheid, die wij noodig hebben tot zalig-heid. Duizenden hebben water geput uit deze bronnen des levens en toch is hun voorraad niet verminderd. Duizenden hebben hun blik op den Heere gericht en Zijn door aanschouwen veranderd naar Zijn beeld. Hun geest brandde in hun binnenste, wanneer zij spraken van Zijn karakter, wat Jezus voor hen was en zij voor Jezus waren. Maar deze onderzoekers hebben deze groote en heilige onderwerpen niet uitgeput. Nog andere duizenden mogen zich wijden aan het onderzoek van de verborgenheden des heils. Wanneer meer bij het leven van Jezus en het karakter van Zijn zending wordt stilgestaan, zal bij elke poging om waarheid te ontdekken, het licht des te helderder stralen. Elk nieuw onderzoek zal iets aan het licht brengen, dat van nog grooter belang is, dan tot op dien tijd was ontvouwd. Het onderwerp is onuitputtelijk. Een studie van de menschwording van Jezus, Zijn zoenoffer en Zijn Middelaarswerk zal het verstand van den ijverigen Schriftonderzoeker bezig kunnen houden, zoolang er tijd is, en opziend naar den hemel met zijn ontelbare jaren, zal hij uitroepen: “Groot is de verborgenheid der godzaligheid.” KPEVS 57.3

In de eeuwigheid zullen wij nog datgene leeren, wat hier, indien wij de aangeboden verlichting aangenomen hadden, het verstand zou hebben geopend. Het onderwerp der verlossing zal stof tot overdenking leveren voor de harten, verstanden en tongen van de verlosten voor al de komende eeuwen. Zij zullen de waarheden verstaan, die Jezus begeerde te openen voor Zijn discipelen, maar waarvoor hun geloof nog te zwak was om ze aan te nemen. Immer en altijd weer zullen nieuwe gezichtspunten aangaande de volmaaktheid van Christus' heerlijkheid gezien worden. Door alle eeuwen heen zal de getrouwe heer des huizes nieuwe en oude dingen uit zijn schatten voortbrengen. KPEVS 58.1