Christelijke Gezondheidsleer

1/22

Christelijke Gezondheidsleer

VOORREDE.

Jezus Christus is de hoeksteen, waarop alles, wat den geloovige tot heil dient, rust. Naar Hem moet de Christen de waarde van iedere zaak meten, zoo ook de matigheid, als eene der Christelijke deugden. 2 Petrus 1: 6. Zelfverloochening, en wel uit vrije geestesdrang, is de Goddelijke adem, die door het geheele Christendom waait, en lichaam, ziel en geest doordringt en heiligt. Dit stelt Paulus zoo duidelijk voor in 1 Kor. 9: 24; 10: 12. — Wanneer reeds zij, die in de Grieksche spelen in het strijdperk traden, geneesheeren, schermmeesters, een nauwkeurig diëet, alsmede altijddurende oefening en ontelbare andere onthoudingsregelen noodig hadden, en nalatigheid, zelfs in het geringste, alles kon bederven, hoeveel te meer moet de Christen, die niet met vleesch en bloed kampt, maar met de geestelijke boosheden in de lucht, de wellusten van zijn lichaam bedwingen en er op letten, het gezond en ongeschonden te bewaren opdat de Heilige Geest het als Zijnen tempel versieren kan en hij de kroon des eeuwigen levens wegdrage! CG 3.1

Maar niet alleen de heidensche Kampvechters, maar ook het volk van Israël biedt ons daarin eene belangrijke les aan. Niemand anders dan de Zoon van God zelf verloste Israël uit de vreeselijke Egyptische dienstbaarheid. Hij was de geestelijke rots, die medeging, Hem beproetden zij in de woestijn en werden door slangen gedood. Ter wille van Zijne roeping zag Mozes gewillig van den troon van Pharaö af en „achtte de versmaadheid van Christus grooteren rijkdom dan de schatten van Egypte” Hebr. 11: 24—27. Hoe heerlijk maakte Hij zich aan hen bekend bij de Roode zee en hoe vreeselijk was Zijn strafgericht over de Egyptenaren! Maar reeds drie dagen later morde Israël vanwege het bittere water te Mara. Exod. 15: 22—25. Toen wees Hij hen een hout aan, waardoor het water zoet werd en deed Zich door hen als hun’ Arts erkennen, terwijl Hij zeide: „Wanneer gij de stem des Heeren uws Gods gehoorzamen zult, en doen wat recht is in Zijne oogen, en uwe ooren neigt tot Zijne geboden, en houdt al Zijne inzettingen, zoo zal Ik geene der krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de Heere, uw Heelmeester!” Kort daarop murmureerde Israël opnieuw tegen den Heere bij gebrek aan brood. Toen gaf Hij hen het Man, de engelenspijs, om hen te leeren, dat de mensch niet alleen van brood leeft, maar van alles, wat uit den mond des Heeren uitgaat. Deut. 8: 3. Als hun’ Heelmeester gaf Hij hen echter ook voor de gezondheid en reinheid, in de ceremoniëele wetten zulke kernachtige zeden en geboden, als geen ander volk ze bezat. Doch mettertijd werd het volk begeerig naar vleesch en gaf voor, dat hun ziel het Man zat werd. Toen zij alzoo het hemelsche brood verwierpen, kregen zij het gewenschte vleesch, maar werden met eene zeer groote plaag geslagen. Num. 11; Ps. 78. Daar alle Schrift, door God ingegeven, nuttig tot leering is, zoo ook dit voorval. Op dat echter toch geen twijfel heersche, zegt Paulus duidelijk: „En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, op dat wij geene lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben.” En nog nauwkeuriger: „En deze dingen allen zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op welke de einden der eeuwen gekomen zijn.” CG 3.2

Christus heeft nu nog niet opgehouden, de Heelmeester van Zijn volk in geestelijken, zoowel als in lichamelijken zin te zijn. Wel zijn reeds lang de ceremonieele wetten, ook met betrekking tot spijs en drank, verdwenen, maar des te klaarder zien we thans in Christus de heerlijke kern van ieder gebod voor ons. Zij zijn een zacht juk, hetwelk, wanneer wij het dragen, onze lichamen voor de Egyptische plagen bewaart. Christus dringt Zichzelf aan ons als Heelmeester niet op, noch Zijne geneeskundige voorschriften, maar Hij biedt ons juist in den laatsten tijd Zijne hulp liefderijk aan en wel om niet. Hij wil Zijn volk bepaald vrij maken van alle wellusten en hartstochten des vleesches en het verwende gehemelte, en hunne lichamen geheel tot Tempel van den Heiligen Geest wijden. Zooals weleer bevrijdt Hij nu bij het einde ten tweede male Zijn volk uit de Egyptische dienstbaarheid der zonde, maar niet, om ze tot eene tijdelijke rust te brengen in het vergankelijke Kanaän, maar tot volkomene, eeuwige ruste in het ware en blijvende Kanaän. Ook bij dezen uittocht mag onder Gods volk, dat op de regelen der gezondheid let, volgens Ps. 105: 37 geen gebrekkige zijn, want zij hebben immers Christus als hunnen Heelmeester aangenomen en volgen Zijne voorschriften op. Ja, het heerlijke Evangelie is Zijn volk niet slechts eene blijde boodschap voor hun geestelijk welzijn, maar ook tot gezondheid van het lichaam. CG 5.1

Dit kostelijk licht heeft de schrijfster, wier naam menigen waarden lezer reeds uit andere verschènen Werken bekend kan zijn, reeds vroeger voor ongeveer vijf en dertig jaar voor het eerst in eene reeks van belangrijke artikelen uitgedrukt, die terstond in alle bekende kringen eenen diepen indruk maakten. Duizenden werden daardoor bewogen, zich verouderde ge-woonten te ontzeggen en met schadelijke vermaken te breken. Zulk eenen omkeer kan slechts daardoor verkregen zijn, om dat de geschriften den stempel van Goddelijke waarheid droegen en de Heere zich met Zijnen zegen tot hen wendde. Sedert dien tijd zijn deze grondregelen, die men in het begin verguisde en vol vooroordeel verwierp, meer en meer gemeen goed geworden en duizenden bekrachtigen thans het groote nut daarvan met hunne eigene ervaringen. — CG 6.1

Bloeiende geneeskundige inrichtingen ontstonden eerst op den bodem van Noord-Amerika en langzamer hand breidden zich deze in alle werelddeelen en op de eilanden der zee uit; ook ontwikkelden zich geneeskundige zendigsposten. De tijd heeft de waarde beproefd, de Wetenschap heeft het steeds meer bevestigd, maar de eer komt alleen den Heere toe. CG 6.2

Moge ook deze Hollandsche uitgave daartoe dienen, overal, waar het Nederlandsch klinkt, deze heerlijke grondbeginselen tot zegen van allen te verbreiden en moge menige ziel, terwijl zij deze kostelijke leer- redenen beproefte te volgen, daarin den Heere en Heiland als haren Heelmeester tot haar eigen heil leeren kennen. CG 6.3

Ten slotte kunnen wij ons voor den waarden lezer slechts bij den wensch van den lievelings discipel Johannes aansluiten, als hij aan den ouderling Gajus schrijft: „Geliefde! vòòr alle dingen wensch ik, dat gij welvaart en gezond zijt, gelijk uwe ziel welvaart.” 3 Joh. 2. CG 7.1

De Uitgevers. CG 7.2