Schreden Naar Christus

7/15

Overgave

God heeft beloofd: “Dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart”. Jer. 29:13. SC 44.1

Het ganse hart moet aan God worden gegeven, anders kan de verandering in ons niet plaats vinden, waardoor Zijn evenbeeld in ons hersteld wordt. Van nature zijn wij van God vervreemd. De Heilige Geest beschrijft onze toestand in deze woorden: “Hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden”, “het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid” “er is niets gaaf”. Ef. 2:1; Jes. 1:5, 6. Wij zijn in Satans strikken gehouden “tot zijn wil”. Tim. 2:26. God verlangt ons te genezen en los te maken. Maar aangezien er dan een totale verandering in ons moet plaats hebben, een vernieuwing van onze natuur, zo moeten wij ons geheel in Zijn hand stellen. SC 44.2

De grootste strijd, die ooit gestreden is, is de strijd tegen het eigen-ik. Het kost een geduchte worsteling om zich aan Gods wil te onderwerpen; en toch is dit de volstrekte eis, zal de zondaar ooit vernieuwd worden tot heiligheid en deugd. SC 44.3

De heerschappij van God berust niet, zoals Satan haar voorstelt, op slaafse onderworpenheid of onredelijke dwang. “Komt toch en laat ons te zamen richten”, Jes. 1:18, aldus luidt de uitnodiging van de Schepper aan al Zijn schepselen. God dwingt hen niet. Een onwillige en onredelijke onderwerping is Hem niet welgevallig. Ware de onderwerping gedwongen, het geestvermogen en het karakter zouden zich niet kunnen ontwikkelen; de mens zou een ledepop zijn. Dat is niet de bedoeling van de Schepper. Zijn wens is, dat de mens, het kroonstuk Zijner Schepping, de hoogste trap van ontwikkeling bereikt. Hij maakt ons de grootste zegeningen bekend, die Hij ons uit genade schenken wil. Hij nodigt ons tot Hem te komen, opdat Hij Zijn wil in ons volbrenge. Wij moeten door keus beslissen of wij van de kluisters der zonde verlost willen worden en in de heerlijke vrijheid der kinderen Gods wensen te delen. SC 44.4

Geven wij ons zelf aan God over, dan moeten wij ook afstand doen van alles, wat een scheiding tussen Hem en ons veroorzaken kan. Met het oog daarop zegt de Zaligmaker: “Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, Mijn discipel kunnen zijn”. Luc. 14:33. Wat het hart van God aftrekt, moet prijs gegeven worden. De Mammon is veler afgod. Geldgierigheid, de begeerte om schatten te vergaderen, is de gouden keten, waarmede Satan hen bindt. Een andere klasse jaagt naar vermaardheid en zoekt de eer van mensen. Weer anderen stellen een gemakkelijk en wellustig leven tot hun afgod. Maar deze slavenboeien moeten verbroken worden. Wij kunnen niet half de Here en half de wereld toebehoren. Wij zijn geen kinderen Gods, tenzij wij het geheel en volkomen zijn. Sommigen menen God te dienen, terwijl zij zich op hun eigen pogingen verlaten om Zijn geboden te bewaren, een rechtschapen karakter te vormen en de zaligheid te verwerven. Hun harten worden niet door de innige liefde tot Christus bewogen, maar zij volbrengen de Christelijke plichten om daardoor de hemel te verdienen. Zulk een godsdienst is waardeloos. Als Christus in het hart woont, is dit zozeer met Zijn liefde en de vreugde Zijner gemeenschap vervuld, dat het Hem aankleeft; het eigen-ik wordt in het aanschouwen van Hem vergeten. De liefde van Christus wordt dan de drijfveer zijner daden. Zij, die door de liefde Gods gedreven worden, vragen niet, met hoe weinig zij volstaan kunnen om aan Gods eisen te voldoen; zij zijn niet met de laagste trap tevreden, maar jagen naar een volmaakte gelijkvormigheid aan de wil van hun Verlosser. Met een ernstig verlangen geven zij alles prijs, en leggen een belangstelling aan de dag, welke in verhouding staat tot de waarde der eeuwige heerlijkheid, waarnaar zij met verlangen uitzien. Een belijdenis zonder deze innige liefde is enkel lippenwerk, een dode for-maliteit, en een zware taak. SC 45.1

Is het u te veel om alles voor Christus op te offeren? Stel uzelf dan de vraag eens: “Wat heeft Jezus voor mij prijsgegeven?” Gods Zoon heeft alles, Zijn staat, Zijn lijden, Zijn leven, voor onze verlossing overgehad. Is het nu mogelijk, dat wij, de onwaardige voorwerpen van zulk een liefdebetoon, Hem onze harten onthouden kunnen? Ieder ogenblik van ons leven hebben wij in de zegeningen Zijner genade gedeeld, en daarom kunnen wij niet ten volle begrijpen uit welk een diepte van onkunde en ellende wij gered zijn. Kunnen wij een blik op Hem werpen, Die om onzer zonde wil doorstoken is, zonder al die liefde en opoffering hulde te betonen? Zullen wij nog klagen, omdat de weg ten leven door het dal van strijd en vernedering leidt, wanneer wij zien hoe de God der heerlijkheid Zichzelf vernederd heeft? SC 46.1

Menig hoogmoedig hart vraagt: “Waarom moet ik mij verootmoedigen en boete doen, alvorens ik het bewijs van aanneming bij God kan bekomen?” Ik verwijs u naar Christus. Hij was de zondeloze Vorst des hemels; doch ter wille van onze verlossing is Hij zonde voor ons geworden. Hij is “onder de overtreders geteld, terwijl Hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft”. Jes. 53:12. SC 47.1

Maar waarvan doen wij eigenlijk afstand, als wij alles prijsgeven? Van een door de zonde bezoedeld hart, hetwelk Jezus met Zijn eigen bloed moet reinigen en door Zijn oneindige liefde wil zalig maken. Toch acht men het een harde zaak om alles te laten varen!Ik schaam mij als ik het hoor; ik schaam mij, dat ik het schrijf. SC 47.2

God vergt niet, dat wij van iets afstand zullen doen, dat ons ten nutte kan strekken. Hij beoogt het welzijn Zijner kinderen in alles. O, dat allen, die Jezus nog niet gekozen hebben, het toch verstonden, dat Hij iets veel beters aanbiedt dan zijzelf zoeken. De mens berokkent zichzelf de grootste schade, als hij tegen de wil van God in denkt en handelt. Geen waar geluk is te vinden op het pad, dat Hij verboden heeft, Die weet wat het beste is, en Die steeds het welzijn Zijner schepselen beoogt. Het pad der overtreders leidt tot ellende en verderf. SC 47.3

Men vergist zich, als men meent, dat God een welbehagen heeft in het lijden Zijner kinderen. Al de hemelingen stellen belang in 's mensen geluk. Onze hemelse Vader sluit de poorten van het geluk niet voor één enkel Zijner schepselen. God wil, dat wij afstand zullen doen van die vermaken, waaruit lijden en teleurstellingen geboren worden en die slagbomen vormen voor de gelukzaligheid des hemels. De Verlosser der wereld neemt de mensen aan, zoals zij zijn, met al hun behoeften, zwakheden en onvolmaaktheden; daarenboven reinigt Hij ons niet alleen van onze zonden en schenkt vergiffenis door Zijn bloed, maar Hij stilt het vurig verlangen des harten van allen, die Zijn juk op zich nemen en Zijn last dragen. Hij schenkt rust en vrede aan allen, die tot Hem komen om het brood des levens te ontvangen. Hij vergt enkel zulke plichten van ons, die geschikt zijn om ons tot het hoogste geluk te voeren, hetgeen wij nooit door de ongehoorzaamheid bereiken kunnen. Het ware, blijjuichende leven is de gestaltenis van Christus, de hoop der heerlijkheid, in ons te bezitten. SC 47.4

Velen vragen: “Hoe moet ik mijzelf aan mijn God overgeven?” Gij begeert u zelf aan Hem toe te vertrouwen, doch uw zedelijke kracht is zwak; gij zijt met twijfelingen vervuld, en wordt beheerst door de gewoonten van uw zondig leven. Uw beloften en voornemens zijn aan een verschroeide draad gelijk. Gij kunt uw gedachten, uw hartstochten en uw neigingen niet onder bedwang houden. Het bewustzijn, dat gij uw beloften niet zijt nagekomen, of uw geloften niet ingelost hebt, verzwakt uw vertrouwen in uw eigen oprechtheid, en verwekt de mening bij u, dat God u niet wil aannemen. Wanhoop evenwel niet. Gij hebt nodig de wilskracht te kennen; want daardoor wordt de mens beheerst in zijn besluiten en in zijn keuzen. Alles is van het rechte gebruik van de wil afhankelijk. God heeft de mens de kracht gegeven om te kiezen; daarom moet hij die kracht in beoefening brengen. Gij kunt uw eigen hart niet veranderen, of God uw liefde schenken; maar gij kunt wel kiezen of gij Hem dienen wilt. Gij kunt Hem uw wil overgeven, opdat Hij in u werke het willen en het volbrengen naar Zijn almachtig welbehagen. Alzo zal uw ganse natuur aan het beheer van de Geest van Christus onderworpen worden; uw verlangen zal tot Hem uitgaan, en uw gedachten met de Zijne instemmen. SC 48.1

Tot op zekere hoogte is het verlangen naar deugd en heiligheid goed, doch als het daarbij blijft, zal het u niets baten. Velen, die hopen en verlangen Christenen te zijn, zullen verloren gaan. Zij komen er niet toe hun wil aan God te onderwerpen. Het is hun daarom geen ernst Christenen te worden. SC 49.1

Een totale verandering in uw leven kan door een rechte overgave van de wil bewerkt worden. Door deze aan Christus te onderwerpen, maakt gij uzelf tot een bondgenoot van Hem, Die kracht boven alle overheid en macht bezit. Dan zult gij kracht uit de hoogte ontvangen om pal tegenover de verzoeking te staan; op die wijze kunt gij, door een voortdurende overgave aan God, het nieuwe leven leiden, dat uit het geloof is. SC 49.2