Uit De Schatkamer Der Getuigenissen, vol. 3

152/289

HOOFDSTUK 49—OP DE THUISREIS

Wanneer ik hoor van de verschrikkelijke rampen die week in week uit gebeuren, vraag ik mijzelf af: Wat hebben deze dingen te betekenen? De ergste onheilen voltrekken zich in een snelle opeenvolging. Hoe vaak horen we van aardbevingen en wervelstormen, van verwoesting door brand en overstroming, met een groot verlies aan mensenlevens en bezittingen! Ogenschijnlijk zijn deze rampen grillige uitbarstingen van gedesorganiseerde, ongebreidelde natuurkrachten, maar toch kan daarin Gods bedoeling worden gelezen. Ze behoren tot de mid-delen waardoor Hij probeert om mannen en vrouwen te wijzen op het gevaar waarin zij verkeren. USG3 263.1

De komst van Christus is dichter bij dan toen wij begonnen te geloven. De grote strijd nadert zijn einde. De oordelen Gods zijn in het land. Zij verkondigen een ernstige waarschuwing, zeggende: “Zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.” Mattheüs 24 : 44. USG3 263.2

Maar er zijn zo heel velen in onze gemeenten die weinig weten van de werkelijke betekenis van de waarheid voor deze tijd. Ik doe een beroep op hen om de vervulling van de tekenen der tijden, die zo duidelijk zeggen dat het einde nabij is, niet gering te achten. O, hoe velen die de zaligheid hunner ziel niet hebben gezocht, zullen spoedig de bittere klacht uiten: “De oogst is voorbijgegaan, de zomer is ten einde; nog zijn wij niet verlost!” USG3 263.3

Wij leven in de slottonelen van de geschiedenis dezer aarde. De profetie is zo goed als vervuld. De uren der genade zijn bijna voorbij. Wij hebben geen tijd, zelfs geen moment te verliezen. Laten we op wacht niet slapende worden gevonden. Laat niemand in zijn hart of. 1904, Vol. 8, blz. 252—254 door zijn werken zeggen: “Mijn Here vertoeft te komen.” Laat de boodschap van Christus’ spoedige wederkomst in ernstige waarschuwingswoorden weerklinken. Laten we overal mannen en vrouwen overreden dat ze zich bekeren om de komende gramschap te ontvluchten. Laten we er bij hen op aandringen dat ze onmiddellijk met hun voorbereiding beginnen, want we weten zo weinig wat vóór ons ligt. Laten predikanten en leke-leden uitgaan in de rijpende velden om de lauwen en onverschilligen te zeggen dat ze de Here moeten zoeken zo lang Hij te vinden is. De arbeiders zullen hun oogst vinden, waar zij de vergeten waarheden van de Bijbel maar verkondigen. Zij zullen diegenen vinden die de waarheid willen aannemen en hun leven willen wijden aan het winnen van zielen voor Christus. USG3 263.4

De Here zal spoedig komen, en wij moeten voorbereid zijn om Hem in vrede te ontmoeten. Laten we vast besloten zijn om alles te doen wat we kunnen om de mensen om ons heen de boodschap te brengen. We moeten niet terneergeslagen maar opgewekt zijn en steeds moeten we de Here Jezus voor ogen houden. Hij zal spoedig komen en wij moeten in alles voorbereid op Zijn verschijning wachten. O, hoe heerlijk zal het zijn Hem te zien en te worden verwelkomd als Zijn verlosten! Wanneer we de Koning in Zijn schoonheid maar kunnen zien, zal dat een eeuwige zegen voor ons inhouden. Ik heb het gevoel alsof ik luidkeels moest uitroepen: “We zijn op de thuisreis!’‘ Wij naderen de tijd dat Christus zal komen in kracht en grote heerlijkheid om Zijn verlosten mee te nemen naar hun eeuwig tehuis.... USG3 264.1

In het grote afsluitingswerk zullen we te kampen hebben met moeilijkheden, zonder te weten hoe er uit te komen; maar laten we niet vergeten dat de drie grote machten des hemels aan hef werk zijn, dat een goddelijke hand het stuurrad houdt, en dat God Zijn beloften zal nakomen. Hij zal uit de wereld een volk vergaderen dat Hem in gerechtigheid wil dienen. USG3 264.2

Hef scheppingswerk kan nooit worden verklaard door de wetenschap. Welke wetenschap kan de verborgenheid van het leven verklaren? USG3 265.1

De theorie dat God de stof niet schiep toen Hij de wereld in het aanzijn riep, is zonder grond. In hef scheppen van onze wereld was God helemaal niet aangewezen op reeds bestaande stof. Integendeel, alle dingen, stoffelijk en geestelijk, verschenen voor de Here Jehova op Zijn stem en werden geschapen naar Zijn bedoeling. De hemelen en al de heirscharen daarin, de aarde en alles waf ze bevat, zijn niet enkel het werk Zijner handen, ze kwamen tot aanzijn door de adem van Zijn mond. USG3 265.2

“Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door hef woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden.” Hebreeën 11:3. — 1904, vol. 8, blz. 258, 259. USG3 265.3